Er zijn vele ontwikkelingen gaande in het vakgebied van de cognitieve gedragstherapie. In het nieuwste nummer van Gedragstherapie vindt u de neerslag van een aantal daarvan. In een drietal artikelen met diverse onderwerpen als schematherapie bij diabetes mellitus, toepassingsmogelijkheden van EMDR en een introductie in de stoornis ARFID wordt u nieuwe kennis aangereikt. Het nummer sluit af met een bijdrage in de discussie over de grondslagen van de VGCt.
Maartje Thijssen en Jenny Broersen openen het nummer met een mooie gevalsbeschrijving over de behandeling van een jonge vrouw met diabetes en eetproblemen, wat leidde tot ernstige gezondheidsproblemen; klassieke CGT-interventies hadden onvoldoende resultaten, maar methoden uit de schematherapie bleken een waardevolle aanvulling te bieden.
Katharina Meyerbröker, Paul Emmelkamp en Maarten Merkx bestudeerden de literatuur over EMDR; zij komen tot de conclusie dat EMDR weliswaar uitstekende effecten heeft in de behandeling van posttraumatische stress en aanverwante klachten, maar dat bescheidenheid gepast is waar het de effecten van EMDR voor andere klachten betreft. Volgens hen is EMDR vooralsnog voor minder klachtgebieden geïndiceerd dan hier en daar wordt bepleit. Een prikkelende stelling.
Het derde artikel is een bewerking van de oratie die Sandra Mulkens uitsprak bij het aanvaarden van een bijzondere leerstoel op het gebied van voedings- en eetstoornissen. Zij behandelt de diagnostiek en behandeling van ARFID, een nu nog relatief onbekende nieuwe diagnostische categorie die in 2013 in de DSM-5 kwam.
Het vierde stuk is van Jan van Montfoort. In dat stuk wordt vanuit een frisse filosofische invalshoek gereflecteerd over de grondslag van de VGCt waarover we in de laatste nummers vaker stukken publiceerden. In het decembernummer wordt die discussie voorlopig ook weer afgesloten door Arnold van Emmerik.