Inhoud

De structuur van de SVR-20 in seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden

21 december 2017

Nederlands English

Samenvatting

We analyseerden het onderscheidend vermogen van de Sexual Violence Risk20 (SVR-20) en de drie subschalen in een groep seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden (kindermisbruikers en verkrachters). Zoals verwacht scoorden de verkrachters significant hoger dan de kindermisbruikers op zowel de hele SVR-20 als op de subschalen Psychosociale aanpassing en Seksuele delicten. Uit onderzoek naar de structuur van de SVR-20 bleek echter dat de interne consistentie van de SVR-20 en van twee van de drie subschalen onvoldoende was. Bovendien leverde een confirmatieve factoranalyse een onvoldoende 'fit' op voor de structuur met de drie subschalen.

Een exploratieve factoranalyse van alle SVR-20 items resulteerde in een vijf-factoren structuur. De interne consistentie van vier van de vijf nieuwe factoren bleek bovendien voldoende tot goed te zijn. Ten slotte kwam uit een onderzoek naar het onderscheidend vermogen van de vijf factoren naar voren dat de verkrachters significant hoger scoorden dan de kindermisbruikers op de factoren Niet-seksuele voorgeschiedenis, Gebruik van geweld en Psychopathologie, terwijl de kindermisbruikers significant hoger scoorden op de factor Seksuele delicten. Ter ondersteuning van onze bevindingen raden we aan om de structuur van de SVR-20 nader te onderzoeken in een grotere groep seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden.

Inleiding

Risicotaxatie bij forensisch psychiatrische patiënten is nodig voor het bepalen van de behandelintensiteit en van de kans op terugval na ontslag (Bonta & Andrews, 2007). Bij seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden kan het recidiverisico worden geschat met behulp van de Sexual Violence Risk- 20 (SVR-20; Boer, Wilson, Gauthier & Hart, 1997; Hildebrand, De Ruiter & Van Beek, 2001). De SVR-20 omvat twintig items die werden ontleend aan een groot aantal publicaties over de kenmerken van (recidiverende) seksuele delictplegers. De items zijn ondergebracht in drie subschalen, te weten Psychosociale aanpassing (11 items), Seksuele delicten (7 items) en Toekomstplannen (2 items). Bij de eerste twee schalen gaat het vooral om statische factoren (‘historische items’) en refereren slechts enkele items aan dynamische factoren. De schaal Toekomstplannen heeft betrekking op het functioneren zowel in het verleden als in het heden.

Hoewel de SVR-20 internationaal gezien een veel gebruikt instrument is en in Nederland verplicht is gesteld door het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zijn de psychometrische eigenschappen ervan slechts in een beperkt aantal studies onderzocht. Sjöstedt en Langström (2002) bijvoorbeeld, namen zowel de SVR-20 als de Rapid Risk Assessment for Sexual Offense Recidivism (RRASOR; Hanson, 1997) af in een groep van 51 Zweedse verkrachters en concludeerden dat alleen de RRASOR seksuele recidive significant beter voorspelde dan kans. Zij meenden dat ‘the SVR-20 should be further evaluated before used routinely in clinical settings’ (p. 38). De bevindingen van Sjöstedt en Langström (2002) werden later bevestigd door Craig, Beech en Browne (2006) die in een groep van 85 seksuele delinquenten vonden dat de SVR-20 seksuele recidive onvoldoende voorspelde. Uit een meta-analyse door Hanson en Morton-Bourgon (2004) van 95 voornamelijk Amerikaanse en Canadese studies kwam echter naar voren dat de gemiddelde voorspellende waarde van individuele risicotaxatie-instrumenten als de Sex Offender Risk Appraisal Guide (SORAG; Quinsey, Harris, Rice & Cormier, 2006), de Static-99 (Hanson & Thornton, 2000), de RRASOR en de SVR-20 varieerde van matig tot goed (Cohen’s d respectievelijk .48, .63, .59 en .77). Barbaree, Langton, Blanchard en Boer (2008) vonden eveneens ondersteuning voor de voorspellende waarde van de SVR-20 in een groep van 476 Canadese zedendelinquenten, maar deze onderzoekers merkten ook op dat de predictieve validiteit van de SVR-20 kan worden verbeterd wanneer scores bij ontslag worden gecorrigeerd voor leeftijd. Uit een vergelijking door Stadtland et al. (2005) van de SVR-20 met de STATIC-99 in een groep van 134 Duitse zedendelinquenten bleek eveneens dat de voorspellende waarde van beide instrumenten voor ‘hands-on’1 recidive vergelijkbaar was. Ten slotte vergeleken Rettenberger, Matthes, Boer en Eher (2010) de STATIC-99, de RRASOR, de Sex Offender Risk Appraisal Guide (SORAG; Quinsey et al., 2006), de SVR- 20 en de Psychopathy Checklist-Revised (PCL-R; Hare, 2003; Vertommen, Verheul, De Ruiter & Hildebrand, 2002) in een groep van 377 Oostenrijkse zedendelinquenten. Zij vonden dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (Intra-class Correlation Coefficient, ICC) van elk instrument uitstekend was en dat alle vijf de instrumenten met uitzondering van de PCL-R (Hare, 2003) seksuele recidive significant voorspelden (correlaties van .69 tot .74). De auteurs concludeerden dat onderzoekers zich er bewust van moeten zijn dat de predictieve validiteit afhankelijk is van het gebruikte instrument, het type seksuele delictpleger en de specifieke vorm van recidive (seksuele, seksueel gewelddadige, algemeen gewelddadig of algemeen criminele recidive).

In Nederland werden de psychometrische eigenschappen van de SVR- 20 door De Vogel, De Ruiter, Van Beek en Mead (2004) onderzocht bij een groep van 122 seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden (27 kindermisbruikers en 95 verkrachters). Recidivegegevens van het Ministerie van Veiligheid en Justitie werden daartoe gerelateerd aan de resultaten van risicotaxatie, vastgesteld aan de hand van dossiergegevens. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (ICC) van de hele lijst en van de drie subschalen afzonderlijk varieerden van .74 tot .78 en de predictieve validiteit (Area Under the Curve, AUC) van .68 tot .80. Eveneens op basis van dossiers analyseerden Koster, Van Lankveld en Spreen (2006) een groep van 58 Nederlandse seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden met een verlofstatus of die met ontslag waren. Volgens deze onderzoekers was de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de hele lijst goed, van de subschalen Psychosociale aanpassing en Toekomstplannen ‘redelijk’, maar van de subschaal Seksuele delicten ‘slecht’.

Samengevat blijkt de predictieve validiteit van de SVR-20 in diverse onderzoeken te variëren van matig tot goed. Ook is de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de hele lijst en van de drie subschalen in het algemeen goed. Tot op heden is er echter geen onderzoek gedaan naar structuur van de SVR-20 en ontbreken gegevens over de ‘fit’ van de drie-subschalen structuur en de interne consistentie van de hele lijst en van de drie subschalen afzonderlijk. Het belang van een dergelijk onderzoek benadrukten we al eerder in een studie over de criminogene factoren bij seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden (Hornsveld, Gerritsma, Kanters, Zwets & Vlachos, 2014).

In de onderhavige studie werd de structuur van de SVR-20 geëxploreerd in een groep seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden, bestaande uit kindermisbruikers en verkrachters. Allereerst werd het onderscheidend vermogen van de SVR-20 en van de drie subschalen onderzocht. De verwachting was dat de verkrachters hoger zouden scoren dan de kindermisbruikers op de SVR-20 en op elk van de subschalen afzonderlijk. Vervolgens werd de interne consistentie van de hele lijst en die van de subschalen berekend en voerden we een exploratieve factoranalyse op de items van de SVR-20 uit. Ten slotte onderzochten we de interne consistentie en het onderscheidend vermogen van de nieuwe factoren.

Methode

Deelnemers

Het onderzoek betrof 100 seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden, 75 van FPC de Kijvelanden te Poortugaal, 17 van FPC 2Landen te Utrecht en 8 van FPC Oldenkotte te Rekken. De gemiddelde leeftijd van 37 kindermisbruikers bedroeg 45.35 jaar (SD = 11.60, bereik = 22 – 76 jaar) en die van 45 verkrachters 38.33 jaar (SD = 9.55, bereik = 21 – 59 jaar). De leeftijd van één patiënt die seksuele delicten met zowel volwassenen als kinderen had gepleegd was 34 jaar. De leeftijd van 7 kindmisbruikers en 10 verkrachters was onbekend. Patiënten werden geclassificeerd als kindermisbruiker wanneer het indexdelict seksueel misbruik bij slachtoffers jonger dan 16 jaar betrof. De slachtoffers van de verkrachters waren 16 jaar of ouder.

Meetinstrumenten

De Sexual Violence Risk-20 (SVR-20; Boer et al., 1997; Nederlandse versie: Hildebrand et al., 2001) schat het recidiverisico bij seksuele delictplegers. De lijst omvat 20 items, ondergebracht in drie subschalen te weten: Seksuele delicten (7 items over in het verleden gepleegde seksuele delicten, bijvoorbeeld: ‘Meerdere typen seksuele delicten’), Psychosociale aanpassing (11 items over andere relatief stabiele kenmerken en over huidig functioneren, bijvoorbeeld: ‘Psychopathie’) en Toekomstplannen (2 items over huidig en toekomstig functioneren, bijvoorbeeld: ‘Ontbreken van realistische toekomstplannen’). Voor de (negatief geformuleerde) items zijn er de volgende scoringsmogelijkheden: 0 = ‘afwezig’, 1 = ‘mogelijk aanwezig’ en 2 = ‘duidelijk aanwezig’. Itemscores kunnen bij elkaar opgeteld worden als een actuariële maat2 voor de kans op terugval in seksueel geweld. Daarnaast dienen diagnostici hun klinisch oordeel te gebruiken bij het onderbrengen van delinquenten in risicocategorieën. In deze studie hebben we het klinische oordeel buiten beschouwing gelaten.

Procedure en statistiek

Het onderzoek is besproken in de Wetenschappelijke Commissie van FPC de Kijvelanden. Voor de scores op de Sexual Violence Risk-20 (SVR-20) kon gebruikgemaakt worden van een dataset met gegevens van alle in FPC de Kijvelanden, FPC 2Landen en FPC Oldenkotte opgenomen patiënten. Deze scores waren gebaseerd op dossieronderzoek dat was uitgevoerd door getrainde basispsychologen. Hildebrand et al. (2001) meenden dat van een interview kan worden afgezien als in het dossier verslagen aanwezig zijn van eerdere interviews, zoals pro Justitia rapportage.

Alle patiënten tekenden een verklaring met ‘informed consent’. Bij FPC de Kijvelanden tekenden de patiënten de verklaring bij opname, bij de twee andere instellingen voorafgaand aan het onderzoek.We konden niet beschikken over de leeftijd van 7 kindmisbruikers en 10 verkrachters, omdat ze met ontslag gingen voor de invoering van het elektronische patiëntendossier. De subgroep van 37 kindermisbruikers bleek in leeftijd te verschillen van de subgroep van 45 verkrachters, t (80) = 3.00, p < .01. Bij vergelijkingen tussen beide groepen seksuele geweldplegers werd derhalve voor leeftijd gecorrigeerd.

Resultaten

Subschalen

De subgroep van 45 verkrachters scoorde significant hoger op de hele SVR- 20 dan de subgroep van 37 kindermisbruikers en significant hoger op de subschalen Psychosociale aanpassing en Seksuele delicten (tabel 1).

De interne consistentie van de hele SVR-20 en van de subschalen Seksuele delicten en Toekomstplannen bleek, op basis van de criteria vooropgesteld in de COTAN (2004), echter onvoldoende (tabel 2). Een confirmatieve factoranalyse van de SVR-20 items bij de groep van 100 patiënten leverde een, volgens Schermelleh-Engel, Moosbrugger en Müller (2003), onacceptabele ‘fit’ op: Chi2/df=1.63, GFI=.780, CFI=.667 en RMSEA=.080.

Factoren

Een exploratieve factoranalyse (EFA) van de SVR-20 (hoofdassen methode met oblimin rotatie) bij de groep van 100 patiënten leverde vijf factoren op: Niet-seksuele voorgeschiedenis (5 items), Beperkte medewerking (3 items), Seksuele delicten (4 items), Gebruik van geweld (3 items) en Psychopathologie (4 items). Item 18 (Opvattingen waaruit goedkeuring of vergoelijking van seksuele delicten blijkt) was een restitem (appendix A). Gemiddelden, standaard deviaties en factor ladingen van de items zijn te vinden in tabel 3.

Tabel 1 Recidiverisico en psychopathie in 37 kindermisbruikers en 45 verkrachters, gecorrigeerd voor leeftijd.

SVR-20Subschalen of factorenAlle patiëntenKindermisbruikersVerkrachtersF (2,79)Cohen’s d
  M (SD)M (SD)M (SD)  
 Recidiverisico
Psychosociale aanpassing
Seksuele delicten
Toekomstplannen
21.80  (5.66)
13.08  (4.28)
6.20  (2.77) 2.52  (1.34)
19.59  (5.78)
10.91  (4.24)
6.11  (2.84)
2.57  (1.34)
23.42  (4.93)
14.73  (3.49)
6.24  (2.76)
2.45  (1.35)
7.01 (p = .002)**
7.73 (p = .001)**
4.12 (p = .020)*
1.08 (p = .345)
0.71
0.98
0.05
0.09
 Niet-seksuele voorgeschiedenis
Beperkte medewerking
Seksuele delicten
Gebruik van geweld
Psychopathologie
Goedkeuring van delicten
6.42  (3.14)
3.87  (1.83)
3.87  (2.50)
2.56  (2.09)
4.47  (1.92)
0.61  (0.84)
5.02  (3.17)
3.93  (1.85)
4.86  (2.02)
1.41  (1.80)
3.57  (1.74)
7.47  (2.67)
3.78  (1.82)
3.04  (2.58)
3.47  (1.86)
5.20  (1.76)
6.13 (p = .003)**
2.63 (p = .079)
5.54 (p = .006)**
10.93 (p < .002)***
6.27 (p = .003) **
0.83
0.08
0.79
1.13
0.93

SVR-20 = Sexual Violence Risk-20  * p < .05  ** p < .01  *** p < .001

Om de ‘fit’ van de vijf factoren te kunnen vergelijken met die van toekomstige onderzoeken, werd een confirmatieve factoranalyse (CFA) uitgevoerd. Deze CFA leverde net geen acceptabele ‘fit’ op: Chi2/df = 1.26, GFI = .853, CFI = .876 en RMSEA = .052. Een hogere orde factoranalyse van de vijf factoren leverde één hogere-orde factor op die 33.72% van de totale variantie verklaarde.

De interne consistentie van vier van de vijf nieuwe factoren bleek voldoende tot goed in de gecombineerde groep van kindermisbruikers en verkrachters. In de groep kindermisbruikers was de interne consistentie voldoende tot goed bij de factoren Niet-seksuele voorgeschiedenis en Gebruik van geweld. In de groep verkrachters was die van alle vijf de factoren voldoende tot goed met uitzondering van de factoren Gebruik van geweld en Psychopathologie (tabel 2). De subgroep van 45 verkrachters scoorde significant hoger dan de subgroep van 37 kindermisbruikers op de factoren Nietseksuele voorgeschiedenis, Gebruik van geweld en Psychopathologie, maar significant lager op de factor Seksuele delicten (tabel 1).

Discussie

We analyseerden het onderscheidend vermogen van de Sexual Violence Risk-20 (SVR-20) en de drie subschalen in een groep seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden (kindermisbruikers en verkrachters). Zoals verwacht scoorden de verkrachters significant hoger dan de kindermisbruikers zowel op de hele SVR-20 als op de subschalen Psychosociale aanpassing en Seksuele delicten. Uit onderzoek naar de structuur van de SVR-20 bleek echter dat de interne consistentie van de SVR-20 en van twee subschalen onvoldoende was. Bovendien leverde een confirmatieve factoranalyse een onvoldoende ‘fit’ op voor de structuur met de drie subschalen.

Een exploratieve factoranalyse resulteerde in een vijf-factoren structuur met een hogere-orde factor (wellicht seksueel recidive). Een confirmatieve factoranalyse op de dezelfde dataset leverde een bijna ‘acceptabele fit’ op. De confirmatieve factoranalyse werd uitgevoerd om de gevonden ‘fit’ te kunnen vergelijken met die van toekomstige onderzoeken. De interne consistentie van vier van de vijf nieuwe factoren bleek bovendien voldoende tot goed te zijn. Ten slotte bleek uit een onderzoek naar het onderscheidend vermogen van de vijf factoren dat de verkrachters significant hoger scoorden dan de kindermisbruikers op de factoren Niet-seksuele voorgeschiedenis, Gebruik van geweld en Psychopathologie, terwijl de kindermisbruikers significant hoger scoorden op de factor Seksuele delicten.

Tabel 2 Interne consistentie (Cronbach’s α) van de SVR-20 subschalen en factoren in 100 terbeschikkinggestelden.

SVR-20 Subschalen en factorenAantal itemsAlle patiëntenKindermisbruikersVerkrachters
Aantal patiënten 1004455
Recidiverisico20.56.58.48
Psychosociale aanpassing
Seksuele delicten
Toekomstplannen
11
7
2
.61
.32
.50
.59
.41
.39
.47
.39
.59
Niet-seksuele voorgeschiedenis
Beperkte medewerking
Seksuele delicten
Gebruik van geweld
Psychopathologie
Goedkeuring van delicten
5
3
4
3
4
1
.72
.60
.65
.71
.35
.69
.56
.39
.72
.11
.66
.62
.72
.59
.35

SVR-20 = Sexual Violence Risk-20

Ondanks het kleine aantal patiënten in ons onderzoek zijn we vooralsnog van mening dat een vijf-factoren structuur voor de SVR-20 te verkiezen lijkt boven de gebruikelijke indeling in drie subschalen. In de nieuwe structuur zijn de items onzes inziens op een meer logische manier gegroepeerd. Vergelijken we bijvoorbeeld de samenstelling van de oorspronkelijke subschaal Seksuele delicten met die van de nieuwe factor Seksuele delicten, dan valt vooral de aanwezigheid van item 1 (Seksuele deviatie) in de nieuwe factor op. Twee items van de oorspronkelijke subschaal, te weten item 14 (Lichamelijk letsel bij slachtoffer(s) van seksuele delicten) en item 15 (Wapens of bedreigingen met de dood tijdens seksuele delicten zijn) zijn nu te vinden in de nieuwe factor Gebruik van geweld. Item 17 (Extreme minimalisering of ontkenning van seksuele delicten maakt deel uit van de factor Beperkte medewerking, terwijl item 18 (Goedkeuring of vergoelijking van seksuele delicten) een restitem werd.

Tabel 3 Gemiddelden, standaarddeviaties en factorladingen van de SVR-20 in 100 seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden.

FactorItemM (SD)Factoren
    12345
Niet-seksuele voorgeschiedenis10
11
2
5
9
1.33
1.37
1.40
1.24
1.08
(.93)
(.90)
(.83)
(.94)
(.99)
.71
.63
.62
.58
.57
.27
.08
–.19
–.04
.18
.00
.10
.12
–.37
–.28
.09
.00
–.00
–.01
.18
.13
.03
–.19
.09
.15
Beperkte medewerking20
17
19
1.24
1.35
1.28
(.84)
(.82)
(.79)
–.03
.14
–.08
.79
.74
.54
.02
.00
.02
–.06
–.14
.12
–.12
–.12
.29
Seksuele delicten12
16
1
13
1.10
0.80
1.37
0.60
(.92)
(.91)
(.86)
(.89)
–.05
–.00
–.17
.18
.05
–.04
–.11
.15
.73
.69
.67
.61
–.10
.23
–.11
–.11
–.02
.06
–.03
–.01
Gebruik van geweld15
14
3
0.99
0.75
0.82
(.96)
(.89)
(.76)
.01
.02
.29
–.07
–.19
.35
–.00
–.05
.04
.83
.80
.57
.08
–.05
.11
Psychopathologie7
8
4
6
1.63
1.49
0.59
0.76
(.68)
(.81)
(.87)
(.91)
–.12
.32
–.06
.26
–.21
.15
.15
–.31
.04
.06
–.33
.13
.12
.19
–.19
–.30
.74
.56
.52
.34
Houding ten opzichte van delicten180.61 (.84)–.45.32.16–.05.13

svr-20 = Sexual Violence Risk-20

appendix a Oorspronkelijke schalen en nieuw gevonden factoren van de SVR-20 in 100 seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden.

Oorspronkelijke schalen

Item 1
Item 2
Item 3
Item 4
Item 5
Item 6
Item 7
Item 8
Item 9
Item 10
Item 11
Psychosociale aanpassing
Seksuele deviatie
Slachtoffer van kindermishandeling
Psychopathie
Ernstige psychiatrische stoornis
Problemen met het gebruik van middelen
Suïcidale / homicidale gedachten
Relatieproblemen
Problemen met arbeidsverleden
Eerder gepleegde, niet-seksueel gewelddadige delicten
Eerder gepleegde, niet-gewelddadige, niet-seksuele delicten
Eerdere schending van voorwaarden

Item 12
Item 13
Item 14
Item 15
Item 16
Item 17
Item 18
Seksuele delicten
Hoge dichtheid van seksuele delicten
Meerdere typen seksuele delicten
Lichamelijk letsel bij slachtoffer(s) van seksuele delicten
Wapens of bedreigingen met de dood tijdens seksuele delicten
Escalatie in frequentie of ernst van seksuele delicten
Extreme minimalisering of ontkenning van seksuele delicten
Goedkeuring of vergoeilijking van seksuele delicten

Item 19
Item 20
Toekomstplannen
Ontbreken van realistische toekomstplannen
Negatieve houding ten opzichte van interventies
Nieuw gevonden factoren

Item 10
Item 11
Item 2
Item 5
Item 9
Niet-seksuele voorgeschiedenis
Eerder gepleegde, niet-gewelddadige, niet-seksuele delicten
Eerdere schending van voorwaarden
Slachtoffer van kindermishandeling
Problemen met het gebruik van middelen
Eerder gepleegde, niet-seksueel gewelddadige delicten

Item 20
Item 17
Item 19
Beperkte medewerking
Negatieve houding ten opzichte van interventies
Extreme minimalisering of ontkenning van seksuele delicten
Ontbreken van realistische toekomstplannen

Item 12
Item 16
Item 1
Item 13
Seksuele delicten
Hoge dichtheid van seksuele delicten
Escalatie in frequentie of ernst van seksuele delicten
Seksuele deviatie
Meerdere typen seksuele delicten

Item 15
Item 14
Item 3
Gebruik van geweld
Wapens of bedreigingen met de dood tijdens seksuele delicten
Lichamelijk letsel bij slachtoffer(s) van seksuele delicten
Psychopathie

Item 7
Item 8
Item 4
Item 6
Psychopathologie
Relatieproblemen
Problemen met betrekking tot het arbeidsverleden
Ernstige psychiatrische stoornis
Suïcidale/homicidale gedachten
Item 18Houding ten opzichte van delicten
Goedkeuring of vergoeilijking van seksuele delicten blijkt

Hildebrand, De Ruiter en De Vogel (2004) onderzochten de combinatie van seksuele deviatie en psychopathie in een groep van 94 terbeschikkinggestelden die voor verkrachting veroordeeld waren. Als maat voor seksuele deviatie gebruikten ze item 1 van de SVR-20. Psychopate verkrachters met seksueel afwijkende voorkeuren bleken een grotere kans te maken op het plegen van een nieuw seksueel delict dan psychopate seksuele geweldplegers zonder deviante voorkeuren of niet-psychopate geweldplegers, al dan niet met een seksuele deviatie. Wellicht maakt de combinatie van een score op de nieuwe factor Seksuele delicten met een score op psychopathie (gemeten met de PCL-R) een nog betere differentiatie van het recidiverisico bij seksueel geweldadige terbeschikkinggestelden mogelijk. Daarnaast verwachten we dat de nieuwe factoren behandelaars meer houvast bieden voor het formuleren van behandeldoelen. Echter, voorlopig raden we ter ondersteuning van onze bevindingen aan om de structuur van de SVR-20 nader te onderzoeken in een grotere groep seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden.

Print PDF

Literatuur

  • Barbaree, H.E., Langton, C.M., Blanchard, R. & Boer, D.P. (2008). Predicting recidivism in sex offenders using the SVR-20: The contribution of age-at-release. International Journal of Forensic Mental Health, 7, 47-64.
  • Bonta, J. & Andrews, D.A. (2007). Risk-need-responsivity Model for Offender Assessment and Rehabilitation. Ottawa: Public Safety Canada.
  • Boer, D.P., Wilson, R.J., Gauthier, C.M.,
  • Hart, S.D. (1997). Assessing risk for sexual violence: Guidelines for clinical practice. In C. D. Webster & M. A. Jackson (Eds.) Impulsivity: Theory, assessment, and treatment (pp. 326-342). New York: Guilford.
  • cotan (2004). Beoordelingssysteem voor de kwaliteit van tests, versie augustus 2004. www.psynip.nl / upload3 / cotan / beoordelingssysteem2004.doc
  • Craig, L.A., Beech, A.R. & Browne, K.D. (2006). Cross-validation of the Risk Matrix 2000 Sexual and Violent scales. Journal of Interpersonal Violence, 21, 612-633.
  • Hanson, R.K. (1997). The development of a brief actuarial risk scale for sexual offense recidivism (User Report No. 1997-04). Ottawa: Department of the Solicitor General of Canada.
  • Hanson, R.K. & Morton-Bourgon, K. E. (2004). Predictors of sexual recidivism: An updated meta-analysis (Corrections Research User Report No. 2004-02). Ottawa: Public Safety and Emergency Preparedness Canada.
  • Hanson, R.K. & Thornton, D. (2000). Improving risk assessments for sex offenders: A comparison of three actuarial scales. Law and Human Behavior, 24, 119-136.
  • Hare, R.D. (2003). The Hare Psychopathy Checklist-Recised (PCL-R). 2nd edition. Toronto: Multi-Health Systems.
  • Hildebrand, M., Ruiter, C. de & Beek, D. van (2001). Handleiding bij de Sexual Violence Risk-20: Richtlijnen voor het beoordelen van het risico van seksueel gewelddadig gedrag. Utrecht: Forum Educatief.
  • Hildebrand, M., Ruiter, C. de & Vogel, V. de (2004). Psychopathy and sexual deviance in treated rapists: Association with sexual and nonsexual recidivism. Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment, 16, 1-24.
  • Hornsveld, R.H.J., Gerritsma, C.H.S, Kanters, T., Zwets, A.J., & Vlachos, S. (2014). Criminogene factoren van seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden. Tijdschrift voor Psychiatrie (in druk).
  • Koster, K., Lankveld, J. van & Spreen, M. (2006). Voorspelling van recidive bij zedendelinquenten met behulp van retrospectief gebruik van de PCL-R en SVR-20. Tijdschrift voor Seksuologie, 30, 204-214.
  • Quinsey, V.L., Harris, G.T., Rice, M.E. & Cormier, C. A. (2006). Violent Offenders: Appraising and Managing Risk (2nd Edition). Washington, DC: American Psychological Association.
  • Rettenberger, M., Matthes, A., Boer, D.P., & Eher, R. (2010). Prospective actuarial risk assessment: A comparison of five risk assessment instruments in different sexual offender subtypes. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 54, 169-186.
  • Schermelleh-Engel, K., Moosbrugger H. & Müller, H. (2003). Evaluating the fit of structural equation models: Tests of significance and descriptive goodness-of-fit measures. Methods of Psychological Research Online, 2, 23-74.
  • Sjöstedt, G. & Langström, N. (2002). Assessment of risk for criminal recidivism among rapists: A comparison of four different measures. Psychology, Crime & Law, 8, 25-40.
  • Stadtland, C., Hollweg, M., Kleindienst, N., Dietl, J., Reich, U. & Nedopil, N. (2005). Risk assessment and prediction of violent and sexual recidivism in sex offenders: Long-term predictive validity of four risk assessment instruments. The Journal of Forensic Psychiatry & Psychology, 16, 92-108.
  • Vertommen, H., Verheul, R., Ruiter, C. de & Hildebrand, M. (2002). De herziene versie van Hare's Psychopathy Checklist (PCL-R). Lisse: Swets Test Publishers.
  • Vogel, V. de, De Ruiter, C., Van Beek, D., & Mead, G. (2004). Predictive validity of the SVR-20 and Static-99 in a Dutch sample of treated sex offenders. Law and Human Behavior, 28, 235-251.

Noten

  • 1.Bij een ‘hands-on’-delict is er sprake van fysiek contact tussen dader en slachtoffer
  • 2.Bij een actuariële maat is de inschatting van het delictgevaar gebaseerd op de som van factoren die, naar in empirisch onderzoek is aangetoond, samenhangen met (seksueel) gewelddadig gedrag.

© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 57, nr. 3, sept 2024

Inloggen VGCt en VVGT

Leden van de VGCt en de VVGT loggen in via de site van hun vereniging. Als u op die site bent ingelogd als lid, vindt u daar een button naar het Tijdschrift voor Gedragstherapie.

English

Behavioral Therapy: Journal for Behavioral Therapy and Cognitive Therapy ISSN 0167-7454

Information in English can be found here.

Boeken