Inhoud
Voorwoord bij het thema 'netwerktheorie'
Samenvatting
Klinische psychologie is een relatief jonge wetenschap, zeker in vergelijking met bètawetenschappen als geneeskunde en natuurkunde, die kunnen bogen op eeuwenlange onderzoekstradities. Het waren dan ook artsen die zich als eersten bezighielden met de diagnostiek en behandeling van 'geesteszieken'. Niet verwonderlijk hanteerden zij het medisch model voor psychopathologie en deze insteek is tot op heden leidend gebleven. Maar daarin is de laatste tijd verandering aan het komen. Sommigen spreken zelfs van een mogelijke paradigm shift, ofwel een grote wetenschappelijke doorbraak waarbij een volledig nieuw theoretisch model van – in dit geval – psychopathologie wordt gehanteerd. Het centrale uitgangspunt daarbij is dat psychische problemen zich niet hetzelfde gedragen als medische stoornissen. Er is geen sprake van onderliggende, 'latente' oorzaken van psychopathologie, nee, de symptomen zélf beïnvloeden elkaar in een netwerk. Deze netwerktheorie is oorspronkelijk van Nederlandse bodem. Inmiddels worden in laboratoria overal ter wereld de uitgangspunten van de netwerktheorie aan een kritische toets onderworpen. De bevindingen zijn intrigerend, hoewel nog steeds veel vragen onbeantwoord zijn en nieuwe vragen het licht zien. Maar de ontwikkelingen zijn dusdanig interessant dat de VGCt het najaarscongres van 2017 in het teken van 'netwerken' plaatste, waarbij diverse presentaties aan de netwerktheorie waren gewijd. Vervolgens zijn we binnen de redactie van het Tijdschrift voor Gedragstherapie aan de slag gegaan met het samenstellen van een speciale editie over deze nieuwe benadering van psychopathologie. We hebben coryfeeën van het eerste uur bereid gevonden om in begrijpelijke taal de principes van de netwerktheorie uit te leggen en toe te passen op uiteenlopende problematiek.
Marcel van den Hout opent deze editie en maakt duidelijk dat symptomen geen stoornis veroorzaken (Jantje is druk, want hij heeft ADHD), maar dat zij tezamen de stoornis zijn. Deze constellatie van symptomen is niet toevallig; het is een coherent netwerk waarbinnen de verschillende symptomen elkaar veroorzaken. Hoe dat gebeurt maakt van den Hout duidelijk aan de hand van experimenteel onderzoek naar de obsessieve-compulsieve stoornis (OCS).
Hierna volgt een technisch ingewikkelder, maar zeker niet minder interessante bijdrage van één van de grondleggers van de netwerktheorie, Denny Borsboom. Hij voert ons mee in de principes van het psychometrische 'latente variabele'-model waarmee psychopathologie decennialang is onderzocht en zet daar op overtuigende wijze het netwerkmodel tegenover. We worden tevens ingewijd in het uit de natuurkunde afkomstige begrip 'hysterese', waarmee inzichtelijk wordt gemaakt hoe een netwerk zich kan bewegen van gezond naar symptoomrijk en waarom het vervolgens lastig kan zijn om weer terug te bewegen naar een gezonde staat. Zeer geavanceerde statistische methoden worden toegepast om de structuur en dynamiek van netwerken in kaart te brengen. Terecht concludeert Borsboom, als echte wetenschapper, dat voorzichtigheid geboden is bij de interpretatie van dergelijke modellen. Hij waarschuwt voor te sterke claims; er valt nog veel te onderzoeken.
Dat netwerken op veel verschillende manieren kunnen worden geanalyseerd met navenant vele uitkomsten, laten Marieke Wichers, Evelien Snippe, Harriëtte Riese en Fionneke Bos duidelijk zien in hun bijdrage over de netwerkbenadering bij depressie. Ze geven een mooi en compleet overzicht van het onderzoek naar dit specifieke onderwerp en maken daarbij een onderscheid tussen studies wat betreft (a) de tijdsspanne waarop de metingen betrekking hebben (een langere periode – bijvoorbeeld weken – of een korte periode – bijvoorbeeld één dag), en (b) het aantal metingen dat is verricht (éénmalig of herhaald). Deze dimensies bepalen wat men uit de gevonden netwerken kan destilleren en wat niet. De auteurs vatten de belangrijkste bevindingen voor depressieve en comorbide stoornissen samen. Welke symptomen zijn het meest centraal in de gevonden netwerken (bijvoorbeeld somberheid)? En welke symptomen hebben veel invloed op de rest van het netwerk (bijvoorbeeld positieve stemming)? Deze laatste vraag kan ook therapeutisch gezien interessant zijn, omdat het mogelijk belangrijk is op dergelijke symptomen in te grijpen. Wilt u, tot slot, meer aanschouwelijk krijgen hoe individuele netwerken kunnen veranderen, bekijk dan eens het in het artikel genoemde filmpje over de dynamiek in het netwerk van de beschreven depressieve patiënt.
In de laatste bijdrage bespreken Anne Roefs, Lotte Lemmens en Anita Jansen de potentie van de netwerkbenadering bij eetstoornissen. In een aantal crosssectionele (eenmalige meting) studies zijn op groepsniveau enkele centrale symptomen bij eetstoornissen vastgesteld. Dat is interessant, maar als input voor een behandeling zijn vooral individuele netwerken met herhaalde metingen nodig en er zijn al enige vernieuwende stappen in die richting gezet. Opvallend waren de grote verschillen tussen de individuele netwerken van patiënten met dezelfde diagnose, in casu anorexia nervosa. De auteurs blikken naar de toekomst en benadrukken de potentie van digital phenotyping (zo leren we een nieuw woord) en de rol van fundamenteel experimenteel onderzoek. Ten slotte: 'the proof of the pudding is in the eating': de ultieme toets van de netwerktheorie is volgens deze auteurs het testen of behandelingen op basis van individuele netwerken effectiever zijn dan reguliere behandelingen en of herstel gepaard gaat met een 'gezonder' netwerk van symptomen.
Kortom: de netwerktheorie levert een frisse en veelbelovende benadering van psychopathologie. We hopen dat de lezers het themanummer waarderen en geïnspireerd raken. Van welke grote doorbraken kunnen wij in de nabije toekomst getuige zijn?
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Inloggen VGCt en VVGT
Leden van de VGCt en de VVGT loggen in via de site van hun vereniging. Als u op die site bent ingelogd als lid, vindt u daar een button naar het Tijdschrift voor Gedragstherapie.
English
Behavioral Therapy: Journal for Behavioral Therapy and Cognitive Therapy ISSN 0167-7454
Information in English can be found here.