Inhoud
Een loods in woelige wateren
Samenvatting
Zicht op zedendelinquenten is geschreven door vier auteurs die hun sporen hebben verdiend in het wetenschappelijk onderzoek naar deze delinquenten. Zij menen dat zelfs professionals die te maken hebben met deze populatie vaak te veel op basis van emoties en te weinig op basis van kennis handelen. Met hun boek willen de auteurs niet alleen eventuele leemtes in die kennis opvullen, ze hopen ook dat toepassing ervan leidt tot minder slachtoffers van zedendelicten. Het boek is goed geschreven, daardoor vlot leesbaar en zo ook toegankelijk voor iedereen die in het onderwerp geïnteresseerd is. Daar waar nodig wordt voor de geïnteresseerde leek extra uitleg gegeven. De leesbaarheid wordt bevorderd door het gebruik van noten die verwijzen naar referenties achter in het boek. De vier auteurs nemen elk een aantal hoofdstukken voor hun rekening.
Bespreking van
Wineke Smid, Wim Canton, Daan van Beek, & Luk Gijs (2020). Zicht op zedendelinquenten: Achtergronden, risicotaxatie en behandeling. Amsterdam: Boom. 272 pp., € 29,95. ISBN 9789024430512
In de inleiding wordt een van de belangrijkste problemen met betrekking tot zedendelicten geschetst, namelijk dat heel vaak geen aangifte wordt gedaan en dat een aangifte in nog minder gevallen leidt tot een veroordeling. De auteur spreekt daarom nogmaals de hoop uit dat de beschikbare kennis en kunde zoals geschetst in deze uitgave zullen bijdragen aan minder seksueel delict gedrag. De inleiding wordt afgesloten met korte introducties tot de verschillende hoofdstukken, zodat de lezer een indruk krijgt van wat er in die hoofdstukken aan de orde gaat komen.
Het eerste hoofdstuk, 'Historie en definities', gaat, zoals de titel al aangeeft, niet alleen over hoe in de loop van de tijd zedendelicten werden gedefinieerd, maar besteedt ook aandacht aan wat 'internetgerelateerde delicten' worden genoemd. Een overzicht van de wetgeving rond zedendelicten laat zien hoe moeilijk het soms is om gedrag juridisch sluitend te omschrijven. Als bijvoorbeeld in de wet de term 'dwingen' wordt gebruikt, is het niet duidelijk of er alleen bij dreiging met geweld sprake is van seksueel delict gedrag.
In het volgende hoofdstuk, 'Prevalenties', komen eerst het meten en het vóórkomen van seksueel delict gedrag (waaronder online seksueel delict gedrag) aan de orde. Daarna wordt een overzicht gegeven van de prevalentie van seksueel delict gedrag zoals gedefinieerd in de Nederlandse strafwet. Het blijkt dat het aantal verkrachtingen in de westerse wereld en dus ook in Nederland afgelopen decennia is afgenomen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een pleidooi voor nieuwe wetsvoorstellen naar Zweeds voorbeeld, om vervolging van seksueel delict gedrag in Nederland beter mogelijk te maken.
Het hoofdstuk 'Daders en slachtoffers' vermeldt niet alleen de persoonskenmerken van seksueel-delictplegers maar beschrijft ook een neurobiologisch model voor pedoseksuelen en een voor verkrachters. Onduidelijk is de opmerking dat genderverschillen in seksueel delict gedrag mogelijk verklaard worden door evolutionaire invloeden. Een summiere uitleg volgt pas enkele bladzijden verderop. Als die invloeden van wezenlijk belang lijken, dan had aan de verschillende evolutionair-psychologische theorieën in dit hoofdstuk wel meer aandacht kunnen worden besteed. Vervolgens worden de verschillende determinanten van seksueel delict gedrag genoemd, zoals deviante seksuele interesse, psychopathie, problematisch middelengebruik en psychiatrische stoornissen, maar ook sociale factoren. Deviante seksuele interesse en impulsiviteit blijken de belangrijkste determinanten van seksueel delict gedrag. Het hoofdstuk eindigt met een opsomming van de persoonskenmerken die de kans op een slachtofferschap vergroten.
In 'Dadertypologieën' wordt geconstateerd dat empirisch vastgestelde typologieën helaas niet altijd worden toegepast. Clinici zouden typologieën weinig bruikbaar vinden voor de behandeling van individuele delinquenten. De ontwikkeling van risicotaxatie-instrumenten kreeg afgelopen decennia echter wel steeds meer aandacht. Onduidelijk blijft in het boek in hoeverre typologieën aanknopingspunten bieden voor de samenstelling van behandelprogramma's voor groepen delinquenten. Vooralsnog is de validiteit van dadertypologieën beperkt gebleken. Een onderzoek naar de validiteit en bruikbaarheid van het Zelfregulatiemodel in een groep van 275 mannelijke seksueel-delictplegers leerde dat deelname aan de behandeling resulteerde in een afname van recidiverisico en een verbetering op een aantal zelfrapportage vragenlijsten. Deze veranderingen konden in sommige gevallen gerelateerd worden aan bepaalde typen delictplegers, wat zou suggereren dat dadertypologieën een klinisch relevante variabele zijn. Zo bleken bepaalde typen delictplegers een hoger percentage uitval te vertonen dan andere typen, al waren die verschillen minder uitgesproken als gecontroleerd werd voor recidiverisico en ontbrak ook nog een controlegroep (Kingston, Yates, & Olver, 2014).
In het hoofdstuk 'Theoretische modellen' wordt terecht geen overzicht gegeven van allerlei eerder beschreven modellen, omdat naar de meeste modellen nauwelijks empirisch onderzoek is gedaan en in de modellen geen recht wordt gedaan aan de heterogeniteit van seksueel-delictplegers. Geïntroduceerd wordt daarom een interessant nieuw model, het Incentive Motivational Model (IMM), dat seksuele opwinding ziet als een emotionele reactie op een aantrekkelijke stimulus. Volgens dit model spelen bij seksueel delict gedrag dus dezelfde determinanten een rol als bij 'normatief' seksueel gedrag. Het model verklaart mogelijk waarom de meerderheid van de seksueel-delictplegers zich na het delict kan beperken tot normatief of op zijn minst legaal seksueel gedrag. Seksuele opwinding wordt dus gezien als gedrag dat mede onder invloed staat van externe factoren en verklaart onder andere ook dat in een gevangenis 'heteroseksuele' mannen soms een intieme relatie hebben met een andere mannelijke gedetineerde (Barth, 2012) en dat slechts een klein percentage van de katholieke priesters die kindermisbruik hebben gepleegd pedofiel is (McGlone, 2003).
Risicotaxatie is het onderwerp van het zesde hoofdstuk. Dit hoofdstuk behandelt uitgebreid de mogelijkheden van actuariële risicotaxatie als een empirisch ontwikkelde manier om het risico te schatten dat een delinquent zal recidiveren. Een pleidooi wordt gehouden voor het gebruik van de Static-99R voor het vaststellen van statische en de Stable-2007 voor het vaststellen van dynamische factoren, al wordt dat door sommige gebruikers onterecht gezien als een schrale methode. Het toevoegen van een klinisch oordeel blijkt in de praktijk geen verbetering. Risicotaxatie wordt gezien als een instrument dat kan bijdragen aan een prioritering in de behandeling, bijvoorbeeld door delinquenten met een hoog recidiverisico een intensievere behandeling te laten volgen.
In het hoofdstuk 'Behandeling' komt niet alleen het gebruik van medicatie voor met name seksueel-delictplegers met parafiele stoornissen aan de orde, maar wordt ook een beslisboom gepresenteerd voor de behandeling van seksueel delict gedrag. Er is veel aandacht voor het motiveren van seksueel-delictplegers.
Het achtste hoofdstuk beschrijft de gang van zaken bij de Pro Justitia rapportage, waarbij er veel aandacht is voor de weigerende of ontkennende verdachte. Er wordt opgemerkt dat rechters meer mogelijkheden hebben om tbs op te leggen bij zedendelinquenten met een hoog recidiverisico dan waar ze op dit moment gebruik van maken, maar waarom dat niet gebeurt wordt niet vermeld. Belangrijk is de aanbeveling dat in de Pro Justitia rapportages de aandacht minder uitgaat naar de psychiatrische stoornis, maar meer naar de statische en dynamische risicofactoren.
Het hoofdstuk 'Casuïstiek' omvat een drietal gevalsbeschrijvingen, namelijk van zedendelinquenten met achtereenvolgens een laag, gemiddeld en hoog recidiverisico. De basis van de gevalsbeschrijvingen zijn de scores op de Static-99R en de Stable-2007.
De conclusies van de verschillende hoofdstukken in 'Conclusies en aanbevelingen' zijn soms zeer uitgebreid en vertonen nogal eens overlap met het betreffende hoofdstuk zelf. Opmerkelijk is ook dat enkele in de eerdere hoofdstukken genoemde aanbevelingen hier niet opnieuw worden vermeld. In de paragraaf 'Aanbevelingen' gaat het vooral over preventieprogramma's. Het is jammer dat aan dit belangrijke onderwerp geen apart hoofdstuk is gewijd.
Zicht op zedendelinquenten biedt professionals een goed overzicht van de huidige wetenschappelijke stand van zaken met betrekking tot seksueel delict gedrag. Toch stelt het boek me een beetje teleur. Verondersteld wordt namelijk dat meer kennis leidt tot genuanceerdere opvattingen bij professionals over zedendelinquenten. Helaas leidt inzicht ook bij professionals niet automatisch tot ander gedrag (Lilienfeld, Ritschel, Lynn, Cautin, & Latzman, 2013). Dat een aangifte zelden leidt tot een veroordeling heeft waarschijnlijk niet alleen te maken heeft met een gebrek aan kennis van de betrokken professionals, maar ook met de huidige organisatorische problemen bij politie, Openbaar Ministerie en rechterlijke macht. Een kritische opmerking hierover was mijns inziens op haar plaats geweest.
Jammer is ook dat de auteurs geen concrete voorstellen doen voor toekomstig onderzoeks- en behandelbeleid. In Nederland ontbreekt aansturing van een dergelijk beleid door de landelijke overheid, zoals dat in bijvoorbeeld Canada wel gebeurt, en heeft bijgevolg elke forensisch-psychiatrische instelling min of meer haar eigen diagnostiek- en behandelbeleid. Zedendelinquenten worden niet behandeld in enkele gespecialiseerde diagnostiek- en behandelcentra, maar kunnen worden toegewezen aan allerlei verschillende forensisch-psychiatrische instellingen. Vanwege de soms kleine aantallen patiënten of cliënten per instelling en het ontbreken van een landelijk beleid is onderzoek naar het effect van behandelprogramma's voor zedendelinquenten niet goed mogelijk. Het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie biedt wel vijf 'stoornisspecifieke zorgprogramma's' (sic), maar afspraken over een landelijk te toetsen behandelprogramma of behandelprogramma's voor zedendelinquenten ontbreken tot op heden. Een dergelijk landelijk onderzoeksbeleid zou juist de vraag kunnen beantwoorden in hoeverre behandeleffecten het resultaat zijn van cognitief-gedragstherapeutische interventies, medicamenteuze interventies of een combinatie ervan (Kraaimaat & Hornsveld, 2019). Als we te weten komen welke interventies op welke manier bijdragen tot een afname van het recidiverisico zou dat een grote stap vooruit zijn in de behandeling van zedendelinquenten.
Hoewel het streven van de auteurs naar meer kennis over en mogelijk meer begrip voor zedendelinquenten bij professionals en de geïnteresseerde leek te prijzen is, had naar mijn mening een hoofdstuk over slachtoffers van zedendelicten niet mogen ontbreken. Bij de behandeling en resocialisatie van seksueel-delictplegers moeten ook de ernstige en langdurige consequenties voor de slachtoffers niet uit het oog verloren worden.
Ten slotte vind ik het op zijn minst opmerkelijk dat voor zo'n beladen onderwerp de maatschappelijke context in het boek maar zijdelings aan de orde komt. De publieke opinie lijkt zich steeds meer tegen seksueel-delictplegers te keren, met problemen rond onder andere werk en huisvesting als gevolg. Een hoofdstuk over de resocialisatie van seksueel-delictplegers, de problemen die zich daarbij voordoen en de wijze waarop ze op te verwachten tegenslagen kunnen worden voorbereid, was in dit verband volgens mij een waardevolle aanvulling geweest.
Kort samengevat geeft dit boek een goed overzicht van de 'present state of the art' en beveel ik dit boek van harte aan voor professionals en beleidsmakers die te maken hebben met zedendelinquenten.
Literatuur
- Barth, T. (2012). Relationships and sexuality of imprisoned men in the German penal system: A survey of inmates in a Berlin prison. International Journal of Law and Psychiatry, 35, 153-158.
- Kingston, D. A., Yates, P. M., & Olver, M. E. (2014). The self-regulation model of sexual offending: Intermediate outcomes and posttreatment recidivism. Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment, 26, 429-449.
- Kraaimaat, F. W. & Hornsveld, R. H. J. (2019). Reflections and future directions. In R. H.J. Hornsveld, F. W. Kraaimaat, L. A. C. L. Gijs, & E. J. Palmer (Eds.), Assessment and treatment of violent and sexually violent offenders: Integrating research and practice (pp. 175-189). Cham, CH: Springer Nature.
- Lilienfeld, S. O., Ritschel, L. A., Lynn, S. J., Cautin, R. L., & Latzman, R. D. (2013). Why many clinical psychologists are resistant to evidence-based practice: Root causes and constructive remedies. Clinical Psychology Review, 33, 883-900.
- McGlone, G. J. (2003). Prevalence and incidence of roman catholic clerical sex offenders. Sexual Addiction & Compulsivity: The Journal of Treatment and Prevention, 10, 111-121.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Inloggen VGCt en VVGT
Leden van de VGCt en de VVGT loggen in via de site van hun vereniging. Als u op die site bent ingelogd als lid, vindt u daar een button naar het Tijdschrift voor Gedragstherapie.
English
Behavioral Therapy: Journal for Behavioral Therapy and Cognitive Therapy ISSN 0167-7454
Information in English can be found here.