Inhoud
Meten van drie soorten jaloezie met de Three Types of Jealousy Scale
Samenvatting
In dit artikel presenteren we de Three Types of Jealousy Scale (TTJS), een vragenlijst die in 1997 is ontwikkeld door professor Bram Buunk, waarmee drie verschillende vormen van jaloezie worden gemeten: reactieve jaloezie, angstige jaloezie en preventieve jaloezie. Met deze vragenlijst kan niet alleen worden nagegaan hoe jaloers mensen zijn, maar ook in welke mate hun jaloezie potentieel pathologische trekken vertoont. In dit artikel geven we een samenvatting van onderzoek dat sinds 1997 in Nederland is gedaan met de Nederlandstalige versie van de TTJS, de inzichten die deze onderzoeken geven in de psychometrische kwaliteit van de vragenlijst, en de relatie tussen enerzijds de drie vormen van jaloezie en anderzijds relevante persoonlijke en relationele variabelen. De resultaten steunen de psychometrische kwaliteit van de TTJS en laten enkele verbanden met persoonlijkheid en relatiekwaliteit zien. Om gebruik in de klinische context te stimuleren bevat dit artikel niet alleen de items van de TTJS, maar ook de normscores ervoor.
Kernboodschappen voor de klinische praktijk
- Binnen partnerrelaties kunnen drie vormen van jaloezie worden onderscheiden, die van elkaar verschillen in hun uitingsvorm en de mate waarin ze problemen kunnen veroorzaken: reactieve, angstige en preventieve jaloezie.
- Het meten van deze drie vormen van jaloezie kan op valide en betrouwbare wijze met de Three Types of Jealousy Scale (TTJS) en de normscores die daarbij zijn ontwikkeld. Items en normscores zijn in dit artikel te vinden.
- Inzicht in de scores op de drie vormen van jaloezie helpt om een genuanceerder, deels positieve dialoog over jaloezie te voeren met individuele cliënten en tussen partners in relatietherapie. Bovendien helpt het meten van de drie vormen van jaloezie de behandelaar om de behandeling af te stemmen op die vorm(en) van jaloezie waar de individuele cliënt of het stel in relatietherapie last van heeft. Op die manier kunnen negatieve uitingen en effecten van jaloezie worden verminderd zonder de positieve ervan aan te tasten.
Inleiding
Jaloezie is de reactie die mensen vertonen als zij worden geconfronteerd met het dreigende of daadwerkelijke verlies van de (meestal seksuele) relatie met hun partner door de aanwezigheid van een echte of imaginaire rivaal (zie bijvoorbeeld: Barelds et al., 2020; Dijkstra & Buunk, 1998). In het dagelijkse taalgebruik wordt de term 'jaloers' echter ook gebruikt in situaties waarin eigenlijk afgunst bedoeld wordt. Afgunst heeft echter een heel andere emotionele lading dan jaloezie: jaloezie, maar niet afgunst, hangt sterk samen met gevoelens van angst, achterdocht, boosheid, verraad, afwijzing, bedreiging en eenzaamheid. Bovendien wordt afgunst door een heel andere situatie opgewekt dan jaloezie: jaloezie ontstaat door het mogelijke verlies van de partner, terwijl afgunst wordt ervaren als men een ander benijdt om iets wat hij of zij heeft of kan (bijvoorbeeld: Parrott, 2001).
Het adequaat kunnen meten van jaloezie is praktisch relevant, omdat jaloezie conflicten en onvrede in de partnerrelatie kan veroorzaken (zie bijvoorbeeld: Gatzeva & Paik, 2011) en kan samenhangen met psychische klachten, waaronder depressieve gevoelens, angsten en een negatief zelfbeeld (zie bijvoorbeeld: DiBello et al., 2015). Zicht krijgen op hoe sterk de ervaring van jaloezie is en welke vorm deze aanneemt, helpt bepalen of en zo ja hoe de jaloezie behandeld dient te worden. De meest gebruikelijke manier om jaloezie te meten is door middel van zelfbeoordelingsvragenlijsten. Veel van de in het verleden ontwikkelde jaloezieschalen halen echter jaloezie en afgunst door elkaar en/of houden weinig rekening met de verschillende componenten van jaloezie, zoals de Interpersoonlijke Relatieschaal (Hupka & Bachelor, 1979), de Interpersoonlijke Jaloezieschaal (Mathes, 1992), en de Chronische Jaloezieschaal (White, 1981; zie ook: White, 1984). Dit laatste is van belang: er is onderhand algemene consensus dat jaloezie het beste kan worden gezien als een multidimensioneel concept. Jaloezie omvat bijvoorbeeld niet alleen gevoelens, maar ook gedachten en gedragingen (bijvoorbeeld: Buunk, 1997; Buunk et al., 2020; Dijkstra et al., 2010; Pfeiffer & Wong, 1989). In de literatuur wordt Lazarus' model voor het omgaan met stress gebruikt om deze drie dimensies met elkaar te verbinden (bijvoorbeeld: Mathes, 1991; Sharpsteen, 1991). Geconfronteerd met een mogelijke rivaal, wordt allereerst een mentale beoordeling gemaakt van de mate van dreiging voor de partnerrelatie (primary appraisal). In geval van een bedreiging leidt deze primary appraisal tot een emotionele jaloeziereactie, die op haar beurt aanleiding geeft tot een secondary appraisal, oftewel een evaluatie van strategieën die ingezet kunnen worden om de bedreiging te verkleinen. Op basis van de secondary appraisal wordt vervolgens jaloers gedrag uitgevoerd, met het doel de bedreiging voor de relatie te verkleinen, waarna de situatie opnieuw kan worden beoordeeld.
De eerste onderzoekers die een vragenlijst ontwikkelden (de Multidimensional Jealousy Scale; MJS) waarin alleen jaloezie wordt gemeten – dus geen afgunst – én waarin expliciet drie dimensies van jaloezie worden onderscheiden (gevoelens, gedachten en gedrag), waren Pfeiffer en Wong (1989). In 1997 kwam Buunk met een typologie die ogenschijnlijk lijkt op die van Pfeiffer en Wong. Hoewel Buunk (1997) wel rekening houdt met de drie hiervoor genoemde dimensies van jaloezie, hanteert hij een enigszins andere indeling van jaloezie, namelijk een die voornamelijk gebaseerd lijkt te zijn op het model van Lazarus, in plaats van op een strikte onderverdeling in gevoelens, gedachten en gedrag. Meer concreet maakt Buunk onderscheid tussen drie verschillende vormen van jaloezie: reactieve, angstige en preventieve jaloezie. Reactieve jaloezie heeft betrekking op de negatieve emoties die mensen ervaren als hun partner vreemdgaat of is gegaan. Angstige jaloezie betreft een proces waarin de jaloerse persoon mentale beelden en gedachten van mogelijke ontrouw van de partner genereert en als gevolg daarvan angstig, bezorgd of achterdochtig wordt. Preventieve jaloezie ten slotte betreft standpunten, intenties en/of gedragingen die tot doel hebben om overspel van de partner te voorkomen. Buunk (1997) ontwikkelde de Three Types of Jealousy Scale om deze drie vormen van jaloezie te meten (zie ook: Buunk et al., 2020).
Waar de MJS louter gericht is op het meten van drie dimensies van jaloezie, poogt de TTJS drie kwalitatief verschillende vormen van jaloezie te meten (zie de bijlage). Een groot verschil tussen de typologie van Buunk (1997) en die van Pfeiffer en Wong (1989) is dat de drie vormen van jaloezie die Buunk onderscheidt van elkaar verschillen in de mate waarin ze pathologisch kunnen worden. Meer specifiek kunnen de drie vormen van jaloezie die Buunk onderscheidt worden gerangschikt op een 'gezondheidscontinuüm', met als gezondste vorm van jaloezie reactieve jaloezie, gevolgd door preventieve jaloezie, en als meest problematische of ongezonde vorm angstige jaloezie. Reactieve jaloezie kan gezien worden als een gezonde reactie, omdat deze vorm van jaloezie altijd optreedt in reactie op een daadwerkelijke bedreiging van de relatie. De partner voert seksuele of intieme handelingen uit met een ander en de jaloezie die dit opwekt kan worden gezien als een teken van liefde (zie bijvoorbeeld: Barelds & Barelds-Dijkstra, 2007). Daarentegen kan zowel angstige als preventieve jaloezie ook worden ervaren in reactie op een imaginaire rivaal en hebben zij, zeker als zij ook nog eens in sterke mate worden ervaren, de potentie om ziekelijk of ongezond te worden. Angstige jaloezie, of deze nu plaatsvindt in reactie op een echte of op een imaginaire rivaal, kan bovendien gepieker, zelftwijfel en depressieve gevoelens in de hand werken (zie bijvoorbeeld: Dolan & Bishay, 1996) en daarmee worden gezien als de minst gezonde vorm van jaloezie, in elk geval voor de persoon die de jaloezie ervaart en in termen van gevolgen voor de relatie.
Verschillende onderzoeken onderbouwen de positionering van deze vormen van jaloezie op dit continuüm. Zo vonden Barelds en Barelds-Dijkstra (2007) in drie grote steekproeven en met drie verschillende operationalisaties van relatiekwaliteit dat de reactieve jaloezie van beide partners in een relatie positief was gerelateerd aan relatiekwaliteit, terwijl de angstige jaloezie van beide partners negatief was gerelateerd aan relatiekwaliteit. Preventieve jaloezie bleek niet gerelateerd aan relatiekwaliteit. Ook vonden Barelds en collega's (2020) dat zowel angstige als preventieve jaloezie – maar niet reactieve jaloezie – een positief verband heeft met de zogenoemde dark-triad-eigenschappen, een trio destructieve en sociaal onwenselijke persoonlijkheidseigenschappen: narcisme, machiavellisme en psychopathie (Paulhus & Williams, 2002; zie ook: Barelds & Dijkstra, 2021; Barelds et al., 2017). Van Brummen-Girigori en collega's (2016) ten slotte vonden dat vrouwen die op Curaçao als kind verlaten waren door hun vader als volwassene meer angstige en preventieve jaloezie rapporteerden, maar niet meer reactieve jaloezie. Samen suggereren deze resultaten dat angstige jaloezie en preventieve jaloezie gezien kunnen worden als relatief ongezonde vormen van jaloezie.
Sinds de ontwikkeling van de TTJS hebben de auteurs van dit artikel meerdere onderzoeken uitgevoerd met dit instrument. In de rest van dit artikel geven we een samenvatting van onderzoeken die sinds 1997 in Nederland met de TTJS zijn gedaan en die informatie geven over de psychometrische kwaliteit van de vragenlijst en (mede in het kader daarvan) over enerzijds de relatie tussen de drie vormen van jaloezie en anderzijds relevante persoonlijkheidsvariabelen en relationele variabelen. Op basis van de data verzameld in deze onderzoeken geven we ook normscores voor de drie vormen van jaloezie, die kunnen worden gebruikt in de praktijk.
Methode
In dit artikel bespreken we de resultaten van een aantal onderzoeken die met de TTJS zijn uitgevoerd na 1997 (het jaar waarin de eerste publicatie verscheen waarin dit instrument werd gebruikt). Sommige van deze onderzoeken bestaan uit meerdere deelonderzoeken. In alle gevallen werd gebruikgemaakt van een Nederlandse versie van de TTJS. Aangezien vertaalde versies niet noodzakelijkerwijs over dezelfde eigenschappen beschikken als de oorspronkelijke Nederlandse versie, laten we die hier buiten beschouwing. We hebben hier alle onderzoeken met de Nederlandse versie van de TTJS opgenomen waar de auteurs van de huidige paper bij betrokken waren. We hebben daarnaast in de database PsycINFO gezocht naar artikelen waarin werd verwezen naar de paper van Buunk (1997). Geen van de 131 artikelen die hiernaar verwezen beschreef onderzoek met de Nederlandstalige versie van de TTJS.
Proefpersonen
In tabel 1 wordt een korte samenvatting gegeven van de steekproeven in de onderzoeken die hier worden besproken. Hieruit kan worden opgemaakt dat er meestal gebruik is gemaakt van heteroseksuele stellen uit de algemene bevolking. Ook zijn gegevens verzameld van een studentenpopulatie en van homoseksuele proefpersonen.
Tabel 1 Beschrijving van de proefgroepen
Bron | N | Details proefpersonen | Manier van werven |
---|---|---|---|
Barelds & Dijkstra (2003) | 1366 | 683 heteroseksuele stellen; leeftijd M = 47 jaar (SD = 13) | Postonderzoek, waarbij willekeurig uit telefoonboeken geselecteerde personen en hun eventuele partner werden uitgenodigd |
Barelds & Dijkstra (2006) | 295 | 76 homoseksuele mannen, 79 homoseksuele vrouwen, 70 heteroseksuele mannen, 70 heteroseksuele vrouwen; leeftijd M = 41 jaar (SD = 9) | Advertenties in twee tijdschriften en postonderzoek, waarbij willekeurig uit telefoonboeken geselecteerde personen en hun eventuele partner werden uitgenodigd |
Barelds & Barelds-Dijkstra (2007) | 1658 | 829 heteroseksuele stellen; leeftijd M = 46 jaar (SD = 14); afkomstig uit drie studies | Postonderzoek, waarbij willekeurig uit telefoonboeken geselecteerde personen en hun eventuele partner werden uitgenodigd |
Dijkstra & Barelds (2008) | 1378 | 689 heteroseksuele stellen; leeftijd M = 47 jaar (SD = 13); afkomstig uit twee studies | Postonderzoek, waarbij willekeurig uit telefoonboeken geselecteerde personen en hun eventuele partner werden uitgenodigd |
Barelds et al. (2017) | 439 | 77 heteroseksuele mannen, 235 heteroseksuele vrouwen, 42 homoseksuele mannen en 85 homoseksuele vrouwen; leeftijd M = 36,4 (SD = 13,1) | Snowball sampling en via groepen uit de gay community (vooral via Facebook) |
Barelds et al. (2020) | 297 | Studenten (alleen heteroseksueel); 63 mannen en 234 vrouwen; leeftijd M = 19,2 jaar (SD = 2,0) | Onderdeel van studieonderdeel |
Barelds & Dijkstra (2021) | 680 | Algemene bevolking; 217 mannen en 463 vrouwen; leeftijd M = 34,2 jaar (SD = 12,6) | Online verspreid via studenten |
Noot. M = gemiddelde; SD = standaarddeviatie
Instrumenten
Three Types of Jealousy Scale. De TTJS is bedoeld om drie vormen van jaloezie te meten bij volwassenen met een intieme partnerrelatie: reactieve jaloezie, angstige jaloezie en preventieve jaloezie. De TTJS (Buunk, 1997; zie ook: Buunk et al., 2020) bestaat uit 15 items die evenredig verdeeld zijn over de drie schalen: reactieve jaloezie (items 1 t/m 5), angstige jaloezie (items 6 t/m 10) en preventieve jaloezie (items 11 t/m 15). De TTJS is een zelfbeoordelingsvragenlijst. Alle items worden gescoord op een vijfpuntsschaal (zie de bijlage voor de TTJS). De antwoordschaal is voor elke vorm van jaloezie anders. Voor reactieve jaloezie lopen de antwoordopties van 1 = 'niet vervelend' tot 5 = 'heel erg vervelend', voor angstige jaloezie van 1 = 'nooit' tot 5 = 'altijd' en voor preventieve jaloezie van 1 = 'niet van toepassing' tot 5 = 'heel goed van toepassing'. De scores voor de drie vormen van jaloezie worden berekend door de items per soort jaloezie bij elkaar op te tellen, waardoor voor elke vorm van jaloezie de scores minimaal 5 en maximaal 25 zijn.
Overige instrumenten. In de onderzoeken die zijn uitgevoerd met de TTJS zijn ook diverse andere instrumenten afgenomen, voornamelijk instrumenten om persoonlijkheidskenmerken en relatiekwaliteit/-tevredenheid te meten. De verbanden tussen deze instrumenten en de TTJS zeggen iets over de begripsvaliditeit van de TTJS. De persoonlijkheidsvragenlijsten die in de onderzoeken uit tabel 1 werden gebruikt zijn: de Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst (NPV; Luteijn et al., 2000) en de verkorte versie daarvan (Barelds et al., 2018); de Five-Factor Personality Inventory (Hendriks et al., 1999); en de Dark Triad Dirty Dozen (Jonason & Webster, 2010; zie ook: Barelds, 2016). Om de relatiekwaliteit/-tevredenheid te meten werd gebruikgemaakt van: de Nederlandse Relatievragenlijst (NRV; Barelds et al., 2003); de Nederlandse versie van de Maudsley Marital Questionnaire (MMQ; Arrindell et al., 1983); en de Relational Interaction Satisfaction Scale (Buunk, 1990). De kenmerken van deze instrumenten worden in de respectieve publicaties besproken en laten we hier verder buiten beschouwing.
Resultaten
Interne structuur
De interne structuur van de TTJS werd door Barelds en Dijkstra (2003; N = 1366) onderzocht door middel van een principale componentenanalyse (PCA) met Oblimin-rotatie op de vijftien items. In totaal werden 3 factoren gevonden met een eigenwaarde > 1 (eigenwaarden van 4,61, 2,39 en 1,56) die samen 57% van de variantie verklaren. De indeling van items in factoren bleek perfect overeen te komen met de verwachte indeling van de items in subschalen. Om te onderzoeken hoe goed de gevonden factorstructuur overeenkomt met de verwachte a priori schaalindeling, werden congruentiecoëfficiënten (φ; Tucker, 1951) berekend tussen de verwachte a priori schaalindeling en de procrustes-geroteerde factorstructuur. Phi is een maat van overeenstemming tussen factorstructuren met een theoretisch bereik van 0 (helemaal geen overeenstemming) tot 1 (perfecte overeenstemming). In het betreffende onderzoek werden φ-coëfficiënten gevonden van φ = 0,98 voor reactieve jaloezie, φ = 0,99 voor angstige jaloezie en φ = 0,97 voor preventieve jaloezie. Dit geeft aan dat de verwachte a priori schaalindeling nagenoeg identiek is aan de gevonden factorstructuur.
Besloten werd om in de meest recente sample (Barelds & Dijkstra, 2021; N = 680) opnieuw de factorstructuur te onderzoeken (conform eerder onderzoek door middel van een PCA met Oblimin-rotatie) en deze te vergelijken met die uit eerder onderzoek (Barelds & Dijkstra, 2003). De resultaten worden vermeld in tabel 2. Ook in de nieuwe steekproef is de structuur zoals verwacht. De eerste factor representeert de vragen voor angstige jaloezie (vraag 6 tot en met 10), de tweede factor de vragen voor reactieve jaloezie (vraag 1 tot en met 5) en de derde factor de vragen voor preventieve jaloezie (vraag 11 tot en met 15). De nieuwe structuur lijkt sterk op die uit eerder onderzoek (Barelds & Dijkstra, 2003). Wanneer congruentiecoëfficiënten tussen de twee structuren worden berekend, blijken deze (zonder verdere rotatie) gelijk te zijn aan φ = 0,97 voor reactieve jaloezie (factor II), φ = 0,98 voor angstige jaloezie (factor I) en φ = 0,99 voor preventieve jaloezie (factor III). Hieruit kan worden geconcludeerd dat de indeling van de items van de TTJS in drie schalen wordt ondersteund.
Een andere manier om de interne structuur te onderzoeken, is het berekenen van de correlaties tussen de schalen. Deze worden in de onderzoeken uit tabel 1 gerapporteerd. Op basis daarvan zijn de gemiddelde intercorrelaties tussen de schalen berekend. Deze zijn: r = 0,24 tussen reactieve en angstige jaloezie, r = 0,43 tussen reactieve en preventieve jaloezie, en r = 0,47 tussen angstige en preventieve jaloezie. Deze resultaten laten zien dat de drie vormen van jaloezie allemaal positief met elkaar samenhangen, maar dat de overlap tussen de schalen niet heel groot is en deze alle drie iets anders meten (namelijk elk één van de drie vormen van jaloezie).
Tabel 2 Geroteerde factorstructuur van de TTJS
Barelds & Dijkstra (2003) | Barelds & Dijkstra (2021) | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
I | II | III | I | II | III | |
Item 1 | 0,10 | 0,76 | -0,31 | 0,34 | 0,77 | -0,47 |
Item 2 | 0,06 | 0,68 | -0,25 | 0,26 | 0,61 | -0,42 |
Item 3 | 0,02 | 0,58 | -0,13 | 0,21 | 0,76 | -0,13 |
Item 4 | 0,09 | 0,82 | -0,25 | 0,27 | 0,86 | -0,37 |
Item 5 | 0,09 | 0,73 | -0,24 | 0,12 | 0,75 | -0,38 |
Item 6 | 0,76 | 0,15 | -0,35 | 0,81 | 0,29 | -0,41 |
Item 7 | 0,81 | 0,09 | -0,24 | 0,88 | 0,22 | -0,36 |
Item 8 | 0,85 | 0,05 | -0,24 | 0,89 | 0,24 | -0,37 |
Item 9 | 0,76 | 0,11 | -0,46 | 0,81 | 0,32 | -0,56 |
Item 10 | 0,75 | 0,00 | -0,28 | 0,85 | 0,23 | -0,41 |
Item 11 | 0,34 | 0,21 | -0,81 | 0,50 | 0,39 | -0,83 |
Item 12 | 0,23 | 0,22 | -0,79 | 0,29 | 0,28 | -0,73 |
Item 13 | 0,23 | 0,23 | -0,66 | 0,33 | 0,35 | -0,80 |
Item 14 | 0,27 | 0,35 | -0,65 | 0,41 | 0,42 | -0,73 |
Item 15 | 0,36 | 0,36 | -0,78 | 0,51 | 0,31 | -0,80 |
Noot. Dit betreft de structuurmatrices. Primaire ladingen zijn vetgedrukt. Items 1-5 horen bij reactieve jaloezie, items 6-10 bij angstige jaloezie en items 11-15 bij preventieve jaloezie (zie de bijlage voor de items).
Betrouwbaarheid
In de in tabel 1 vermelde artikelen worden steeds schattingen van de betrouwbaarheid berekend. De betrouwbaarheid van een test geeft aan in hoeverre de scores die worden behaald een goede weergave zijn van de werkelijkheid. De betrouwbaarheid wordt vaak uitgedrukt in een coëfficiënt als Cronbachs alfa, die een ondergrens aangeeft van die betrouwbaarheid (de betrouwbaarheid is minimaal alfa) en die wordt berekend op basis van de relaties tussen de items in de test. De waarden die worden gevonden voor Cronbachs alfa worden samengevat in tabel 3, die is gebaseerd op 11 schattingen van de betrouwbaarheid (voor elke schaal). We rapporteren de laagste gevonden waarde, de hoogste gevonden waarde en de mediane waarde van alfa in deze onderzoeken. Uit tabel 3 blijkt dat de betrouwbaarheid van de drie schalen, ondanks het kleine aantal items (vijf per schaal), voldoende tot goed te noemen is. Voor reactieve jaloezie worden waarden gevonden tussen 0,61 en 0,85, voor angstige jaloezie tussen 0,72 en 0,91, en voor preventieve jaloezie tussen 0,74 en 0,88. Ter illustratie: de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN; zie psynip.nl) stelt dat een betrouwbaarheid van ≥ 0,70 goed is voor onderzoek op groepsniveau en van ≥ 0,80 goed is voor beschrijvend gebruik op individueel niveau, zoals therapie-indicatie. Een hogere betrouwbaarheid betekent dat de meetfout van de scores kleiner is.
Tabel 3 Betrouwbaarheid (Cronbachs alfa) van de TTJS
Laagste alfa | Mediane alfa | Hoogste alfa | |
---|---|---|---|
Reactieve jaloezie | 0,61 | 0,76 | 0,85 |
Angstige jaloezie | 0,72 | 0,86 | 0,91 |
Preventieve jaloezie | 0,74 | 0,78 | 0,88 |
Relaties met andere vragenlijsten
Om de begripsvaliditeit van de jaloezieschalen nader te onderzoeken, werden de verbanden tussen de jaloezieschalen en enkele andere variabelen onderzocht. Hiertoe werden diverse andere instrumenten afgenomen (zie de paragraaf Methode). Naast de jaloezievragenlijst die in het huidige onderzoek wordt onderzocht, zijn er geen andere goede Nederlandse vragenlijsten om jaloezie te meten. Om iets over de validiteit van de TTJS te kunnen zeggen, worden hier de verbanden samengevat zoals in diverse onderzoeken zijn gevonden tussen enerzijds de TTJS, en anderzijds instrumenten voor het meten van persoonlijkheidseigenschappen, relatiekwaliteit/-tevredenheid en psychopathologische klachten. Idealiter zouden de verbanden tussen de jaloezieschalen en genoemde instrumenten niet al te hoog moeten zijn, aangezien dat een indicatie is dat de TTJS iets anders meet dan bovengenoemde constructen (divergente validiteit). We verwachtten in de diverse onderzoeken onder meer dat reactieve jaloezie positief en angstige jaloezie negatief zouden samenhangen met relatiekwaliteit/-tevredenheid (zie bijvoorbeeld: Barelds & Barelds-Dijkstra, 2007), en dat met name extraversie (negatief) en neuroticisme (positief) met de drie vormen van jaloezie zouden samenhangen (bijvoorbeeld: Dijkstra & Barelds, 2008).
Conform de verwachting zijn in meerdere onderzoeken kleine tot medium1 positieve verbanden gevonden tussen reactieve jaloezie en relatiekwaliteit/-tevredenheid. Iets sterkere en negatieve verbanden worden overwegend gevonden met angstige jaloezie, wat illustreert dat terwijl reactieve jaloezie als een teken van liefde kan worden opgevat, angstige jaloezie juist een probleem kan zijn in relaties. Ter illustratie: in Barelds en Dijkstra (2006) worden correlaties van r = 0,31 en r = 0,34 gerapporteerd tussen reactieve jaloezie en relatietevredenheid (bij heteroseksuele proefpersonen), en correlaties van r = -0,26 en r = -0,35 tussen angstige jaloezie en relatietevredenheid (bij heteroseksuele proefpersonen). Bij homoseksuele mannen wordt zelfs een sterke negatieve correlatie van r = -0,61 gevonden tussen relatietevredenheid en angstige jaloezie. Voor preventieve jaloezie worden in de gebruikte onderzoeken geen noemenswaardige verbanden gevonden met relatiekwaliteit/-tevredenheid. Zo vonden Barelds en Dijkstra (2006) een gemiddelde correlatie van 0,06 tussen preventieve jaloezie en relatiekwaliteit.
Als het gaat om verbanden tussen jaloezie en persoonlijkheid, wordt een redelijk consistent beeld gevonden. Neuroticisme, sociale angst en verongelijktheid hangen consistent positief, en emotionele stabiliteit en extraversie consistent negatief samen met alle drie vormen van jaloezie. Neuroticisme en emotionele stabiliteit kunnen beschouwd worden als elkaars tegenpolen, net als extraversie en sociale angst. Als het gaat om reactieve jaloezie, valt verder op dat personen die meer reactief jaloers zijn ook meer rigide en consciëntieus zijn, terwijl personen die dominant, zelfverzekerd, autonoom of psychopatisch zijn juist iets minder reactieve jaloezie rapporteren. Voor angstige jaloezie worden overwegend de sterkste verbanden met persoonlijkheid gevonden. Zo is de correlatie tussen neuroticisme en angstige jaloezie in Barelds en Dijkstra (2021) gelijk aan r = 0,43. Wat verder nog opvalt is dat machiavellisme (vooral gekenmerkt door de neiging om anderen te manipuleren voor eigen gewin) positief samenhangt met preventieve jaloezie (zie bijvoorbeeld: Barelds & Dijkstra, 2021). Overwegend zijn de verbanden tussen persoonlijkheidseigenschappen en jaloezie niet heel sterk (rs < 0,50), wat illustreert dat ondanks de samenhang de TTJS iets anders meet dan persoonlijkheid.
Relaties met biografische variabelen
Om te onderzoeken in welke mate de jaloeziescores samenhangen met sociodemografische variabelen werden in enkele van de in tabel 1 genoemde onderzoeken correlaties berekend tussen enerzijds de drie jaloezieschalen, en anderzijds leeftijd, duur van de relatie en opleidingsniveau. Daarnaast werd met behulp van variantieanalyses het effect van geslacht, burgerlijke staat (gehuwd of samenwonend) en seksuele oriëntatie op de jaloeziescores onderzocht. Er werden slechts zwakke verbanden (correlaties < 0,20) gevonden tussen enerzijds leeftijd, duur van de relatie en opleidingsniveau, en anderzijds de jaloezieschalen (zie bijvoorbeeld: Barelds & Dijkstra, 2003). Dat wil zeggen dat de jaloeziescores relatief onafhankelijk zijn van de leeftijd van de proefpersoon, de duur van de relatie en het opleidingsniveau van de proefpersoon. Dit betekent dat een normering van de jaloezievragenlijst niet voor deze variabelen gecorrigeerd hoeft te worden.
Variantieanalyses laten wel significante effecten zien van geslacht en burgerlijke staat (Barelds & Dijkstra, 2003), maar de effectgrootten van deze verbanden zijn zeer klein (Cohen, 1992; η2 van 0,02 voor geslacht en 0,04 voor burgerlijke staat), en de verschillen in gemiddelden tussen mannen en vrouwen, en tussen samenwonenden en gehuwden, zijn kleiner dan één standaardmeetfout. Vrouwen blijken iets jaloerser dan mannen (bij alle soorten jaloezie), en gehuwden rapporteren iets meer reactieve en iets minder angstige jaloezie dan samenwonenden.
Op basis van deze resultaten kan worden geconcludeerd dat de TTJS zwak samenhangt met sociodemografische variabelen. Er is echter een uitzondering: in twee onderzoeken is gevonden dat onder homoseksuele personen minder reactieve jaloezie voorkomt (zie bijvoorbeeld: Barelds et al., 2017), vooral onder homoseksuele mannen (zie bijvoorbeeld: Barelds & Dijkstra, 2006). Dit sluit goed aan bij onderzoek waaruit blijkt dat seksuele non-exclusiviteit gebruikelijker is in relaties tussen personen van hetzelfde geslacht en zelfs relatief normaal is in relaties tussen homoseksuele mannen (vergeleken met heteroseksuele mannen en vrouwen; zie bijvoorbeeld: Heaphy et al., 2004).
Normscores
Op basis van de schaalscores zoals gevonden bij de groep van 1366 personen uit de algemene bevolking werden in Barelds en Dijkstra (2003) al voorlopige normen voor de TTJS gepresenteerd. Besloten werd om te onderzoeken in hoeverre de scores van deze groep overeenkomen met die van een meer recent onderzoek (N = 680; Barelds & Dijkstra, 2021). In tabel 4 worden de gemiddelde scores gegeven op de drie schalen van de TTJS, zoals gerapporteerd in deze beide onderzoeken.
Tabel 4 Gemiddelde TTJS-scores in twee proefgroepen (Barelds & Dijkstra, 2003, 2021)
Reactieve jaloezie | Angstige jaloezie | Preventieve jaloezie | |
---|---|---|---|
Barelds & Dijkstra (2003) | M = 17,5 (SD = 4,7) | M = 6,9 (SD = 2,6) | M = 7,0 (SD = 2,9) |
Barelds & Dijkstra (2021) | M = 16,1 (SD = 4,7) | M = 9,7 (SD = 4,1) | M = 7,5 (SD = 3,4) |
Noot. M = gemiddelde; SD = standaarddeviatie
De gemiddelde scores suggereren dat reactieve jaloezie kan worden gezien als een gezonde vorm van jaloezie, in elk geval een stuk gezonder dan angstige en preventieve jaloezie. De gemiddelde scores op deze vorm van jaloezie zijn (binnen de algemene bevolking) aanzienlijk hoger dan de scores op de andere twee vormen van jaloezie, waarop zelf hele lage gemiddelde scores worden gevonden. De scores lopen theoretisch van 5-25, maar terwijl de gemiddelde score op reactieve jaloezie boven het theoretische gemiddelde van 15 ligt, liggen de scores op angstige jaloezie en preventieve jaloezie maar net boven het theoretische minimum van 5. De gemiddelde scores in de twee onderzoeken die hier worden besproken liggen in elkaars verlengde, behalve op angstige jaloezie, waarop de scores in de meer recente normgroep iets hoger liggen. Op basis daarvan hebben we besloten om de normscores voor de TTJS te baseren op deze meer recente groep personen (zie verder tabel 1).
Op basis van de frequentieverdelingen werd besloten tot een normering in de volgende vijf categorieën:
- zeer hoog: > 95e percentiel;
- hoog: > 75e percentiel ≤ 95e percentiel;
- gemiddeld: > 25e percentiel ≤ 75e percentiel;
- laag: > 5e percentiel ≤ 25e percentiel;
- zeer laag: ≤ 5e percentiel.
De verdeling van met name de scores op de schalen angstige jaloezie en preventieve jaloezie bleek vrij scheef te zijn (zie ook de gemiddelden in tabel 4). Dit was ook te verwachten, aangezien deze twee vormen van jaloezie pathologischer zijn dan reactieve jaloezie. Ten gevolge van de scheve verdeling bleek het niet mogelijk om tot een onderverdeling van lage en/of zeer lage scores te komen voor de schalen angstige jaloezie en preventieve jaloezie. Dit is echter geen probleem, aangezien de klinisch meest relevante scores voor deze schalen hoge en zeer hoge scores zijn. De normscores worden vermeld in tabel 5. Hoewel er wat betreft reactieve jaloezie verschillen zijn tussen vooral enerzijds homoseksuele mannen, en anderzijds heteroseksuele mannen en vrouwen, hebben we ervoor gekozen om daar geen aparte normtabel voor te maken. Onderzoek laat zien dat de scores van homoseksuele mannen op reactieve jaloezie gemiddeld ongeveer vier punten lager liggen dan onder heteroseksuelen. Hier kan men bij de interpretatie van de scores rekening mee houden.
Tabel 5 Normen voor de TTJS (algemene bevolking; N = 680)
Reactieve jaloezie | Angstige jaloezie | Preventieve jaloezie | |
---|---|---|---|
Zeer hoog | 23-25 | 17-25 | 15-25 |
Hoog | 20-22 | 12-16 | 9-14 |
Gemiddeld | 13-19 | 6-11 | 5-8 |
Laag | 8-12 | 5 | - |
Zeer laag | 5-7 | - | - |
N | 680 | 680 | 680 |
M | 16,1 | 9,7 | 7,5 |
SD | 4,7 | 4,1 | 3,4 |
Alfa | 0,81 | 0,91 | 0,85 |
Standaardmeetfout | 2,0 | 1,2 | 1,3 |
Kurtosis | -0,5 | 0,9 | 2,6 |
Skewness | -0,3 | 1,0 | 1,7 |
Noot. N = aantal proefpersonen; M = gemiddelde; SD = standaarddeviatie
Conclusie
Het huidige onderzoek had tot doel om informatie op te doen over de psychometrische eigenschappen van de enige Nederlandstalige multidimensionele jaloezievragenlijst, de Three Types of Jealousy Scale (TTJS; Buunk, 1997). Met dit instrument kunnen drie vormen van jaloezie in intieme relaties worden gemeten: reactieve jaloezie, angstige jaloezie en preventieve jaloezie. In dit artikel doen we verslag van diverse onderzoeken onder personen uit de algemene Nederlandse bevolking (en een groep studenten) waarin de interne structuur en de betrouwbaarheid van de Nederlandstalige TTJS werden onderzocht. Ook zijn in diverse onderzoeken verbanden onderzocht tussen enerzijds de TTJS, en anderzijds persoonlijkheidseigenschappen en relatiekwaliteit/-tevredenheid. Uit de resultaten komt naar voren dat de indeling in de drie schalen (reactieve, angstige en preventieve jaloezie) wordt gesteund. Er zijn wel enkele medium tot sterke verbanden tussen de schalen, maar de onderzoeksresultaten steunen duidelijk het idee dat met de TTJS drie aparte vormen van jaloezie worden gemeten, in plaats van alleen een algemene jaloeziecomponent. Dit betekent dat alleen de drie subschaalscores van de TTJS gebruikt zouden moeten worden, niet een totaalscore.
De drie schalen van de TTJS beschikken over een voldoende tot goede betrouwbaarheid. Verder blijken de schaalscores amper samen te hangen met sociodemografische variabelen, zoals leeftijd en geslacht. Wel worden substantieel lagere scores gevonden voor reactieve jaloezie bij homoseksuele mannen. Hier zou men bij de interpretatie van de scores rekening mee moeten houden. De convergerende validiteit van de TTJS is moeilijk te onderzoeken, omdat er geen vergelijkbare Nederlandstalige instrumenten voorhanden zijn. Om toch iets over de betekenis van de schalen van de TTJS te kunnen zeggen, worden de relaties besproken die in onderzoeken zijn gevonden tussen de TTJS en enkele andere relevante constructen. Zo komt jaloezie typisch voor in de context van een intieme partnerrelatie. Onderzoek laat zien dat reactieve jaloezie een (zwak) positief verband heeft met relatiekwaliteit/-tevredenheid, en angstige jaloezie een (zwak) negatief verband. Dit steunt de aanname dat reactieve jaloezie gezien kan worden als een relatief gezond fenomeen, terwijl angstige jaloezie dat juist niet is. Voor preventieve jaloezie wordt geen verband gevonden met relatiekwaliteit/-tevredenheid.
In diverse onderzoeken zijn tevens de verbanden gerapporteerd tussen de drie vormen van jaloezie en persoonlijkheid. Naast de al eerdergenoemde verschillende vormen van jaloezie bestaat er nog een andere relevante typologie, namelijk die tussen 'state-jaloezie' en 'trait-jaloezie'. Terwijl state-jaloezie verwijst naar de reactie op een jaloezieopwekkende gebeurtenis, heeft trait-jaloezie te maken met jaloezie als persoonlijkheidstrek, dat wil zeggen: de individuele neiging om op situaties te reageren met jaloezie (Bringle & Evenbeck, 1979; Mathes, 1991; Rich, 1991; White, 1984). Reactieve jaloezie kan vooral gezien worden als state-jaloezie, en angstige en preventieve jaloezie vooral als trait-jaloezie. Het is daarom relevant om te onderzoeken in hoeverre de schalen van de TTJS samenhangen met persoonlijkheidskenmerken. Er worden in onderzoeken diverse (zwakke) verbanden gerapporteerd tussen de TTJS en persoonlijkheid. Alle drie de vormen van jaloezie blijken positief samen te hangen met neuroticisme en verongelijktheid, en negatief met extraversie. Verder wordt gevonden dat personen die meer reactief jaloers zijn, ook meer rigide en conscientieus zijn, terwijl personen die dominant, zelfverzekerd of autonoom zijn, of die hoger scoren op psychopathie, juist iets minder reactieve jaloezie rapporteren. De sterkste verbanden met persoonlijkheid worden gevonden voor angstige jaloezie, en dan met name tussen angstige jaloezie en neuroticisme, wat te verwachten viel, gezien het feit dat bij angstige jaloezie centraal staat dat men zich zorgen maakt. Preventieve jaloezie komt meer voor bij personen die hoog scoren op machiavellisme (zie bijvoorbeeld: Barelds & Dijkstra, 2021).
In de TTJS lijken het vooral de scores op de angstige jaloezieschaal en de preventieve jaloezieschaal te zijn die informatief zijn als het gaat om de diagnose ziekelijke of pathologische jaloezie. Er is sprake van pathologische jaloezie als mensen erg jaloers zijn, terwijl daar in werkelijkheid geen of weinig aanleiding voor is, en ze maar moeilijk zijn af te brengen van de overtuiging dat hun relatie wordt bedreigd. Als het gaat om reactieve jaloezie, is er in mindere of meerdere mate wel degelijk sprake van een aanleiding (intiem dansen, seksueel contact) en kan er dan ook per definitie geen sprake zijn van ziekelijke of pathologische jaloezie. In sterke mate piekeren over ontrouw – oftewel een hoge mate van angstige jaloezie – en er alles aan doen om mogelijke ontrouw te voorkomen – oftewel een hoge mate van preventieve jaloezie – kunnen daarentegen ook voorkomen zonder reële bedreiging van de relatie. De gemiddelde score op reactieve jaloezie in de normgroep (bestaande uit personen uit de algemene bevolking) is dan ook veel hoger dan die op de andere vormen van jaloezie. Dit suggereert dat reactieve jaloezie een vrij normale reactie is op de potentiële bedreiging van de relatie, die voorkomt binnen de algemene bevolking, terwijl angstige en preventieve jaloezie ongezonde vormen van jaloezie zijn, die zelf juist een bedreiging kunnen vormen voor de relatie.
Een tekortkoming van het huidige onderzoek is dat de bevindingen zijn gebaseerd op personen uit de algemene bevolking. Het is derhalve de vraag in hoeverre de resultaten generaliseerbaar zijn naar andere populaties. Het zou bijvoorbeeld zeer relevant zijn om onderzoek te doen met dit instrument onder personen met relatieproblemen en/of personen die een behandeling ondergaan voor pathologisch jaloerse klachten, teneinde te onderzoeken in hoeverre het instrument in staat is om bijvoorbeeld relatieproblemen, pathologische jaloezie en de effectiviteit van bepaalde interventies te voorspellen. Een andere tekortkoming van het instrument zelf is dat de drie vormen van jaloezie elk met slechts vijf items worden gemeten. Hoewel dit het instrument snel afneembaar maakt, bestaat het risico dat bepaalde aspecten van de drie vormen van jaloezie niet of onvoldoende in de vragenlijst zijn vertegenwoordigd. Verder is naar ons weten de TTJS nog niet eerder onderzocht binnen een Vlaamse steekproef. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen of de psychometrische eigenschappen van de TTJS ook in een Vlaamse steekproef goed zijn.
Het op betrouwbare en valide wijze vaststellen van de drie besproken vormen van jaloezie is voor behandelaren om diverse redenen relevant. Cliënten hebben doorgaans een sterk negatief beeld van jaloezie en veroordelen jaloezie (van henzelf en/of hun partner). Daarbij doelen cliënten vaak op uitingen en ervaringen van angstige jaloezie, maar kunnen zij – simpelweg omdat ze het onderscheid niet kennen – ook uitingen van bijvoorbeeld reactieve jaloezie als problematisch en onwenselijk zien. Het onterecht bestempelen van alle uitingen en ervaringen van jaloezie als problematisch of onwenselijk bemoeilijkt vaak de communicatie tussen partners over de jaloezie. Psycho-educatie over de verschillende vormen van jaloezie kan cliënten dan helpen om potentieel problematische uitingen van jaloezie (met name van angstige jaloezie) te onderscheiden van onschuldige en constructieve (met name van reactieve jaloezie) en daarmee zorgen voor een minder veroordelende houding ten aanzien van elkaar en het probleem. Bovendien helpt een betrouwbare en valide meting van de verschillende soorten jaloezie de behandelaar te bepalen welke interventies het meest behulpzaam zijn. Zo vraagt aanhoudende reactieve jaloezie na overspel om duidelijke afspraken over de grenzen van de relatie en transparantie ten aanzien van het handelen van de partner die overspelig is geweest, met name in het contact met degene met wie het overspel is gepleegd. Wordt primair sterke angstige jaloezie ervaren, dan lijken daarentegen vooral interventies gericht op het verminderen van het piekeren en op de versterking van de emotieregulatie en de eigenwaarde behulpzaam.
Samenvattend blijkt de TTJS een vragenlijst te zijn met goede psychometrische eigenschappen (betrouwbaarheid en begripsvaliditeit). Met de TTJS kan worden nagegaan hoe jaloers mensen zijn en in welke mate deze jaloezie potentieel pathologisch is, waarbij met name angstige jaloezie en preventieve jaloezie potentieel problematische vormen van jaloezie zijn. Gebruik van de TTJS kan helpen om te bepalen wat er aan de hand is binnen een relatie op het moment dat zich problemen voordoen en kan inzicht geven in het soort interventies dat in dat geval kan worden toegepast.
Bijlage De Three Types of Jealousy Scale
Hieronder staat de oorspronkelijke versie van de TTJS (Buunk, 1997). Omdat deze versie is gericht op heteroseksuele relaties, wordt in de items soms gesproken over 'iemand van het andere geslacht'; bij gebruik van deze vragenlijst bij homoseksuele relaties zou dat moeten worden gewijzigd in 'iemand van hetzelfde geslacht'. Een alternatief is om deze zinsnede te veranderen in het neutralere 'iemand anders' (bijvoorbeeld '… intiem dansen met iemand anders', in plaats van '… intiem dansen met iemand van het andere geslacht'), zodat dezelfde versie van de vragenlijst bij iedereen kan worden gebruikt. Het nadeel daarvan is echter dat sommige items (vooral de items 9, 11 en 12) hun betekenis dan kunnen verliezen. Als men bijvoorbeeld item 12 zou veranderen in: 'Het is voor mij niet acceptabel dat mijn partner vriendschappelijk omgaat met anderen', kan dit ook betrekking hebben op vriendschappelijke contacten die geen bedreiging vormen voor de partnerrelatie en waarbij er van jaloezie geen sprake kan zijn.
Instructie
De volgende vragen gaan over jaloezie. We willen u vragen te denken aan de serieuze intieme relatie die u nu heeft. Omcirkel bij de vragen steeds het antwoord dat het meest op u van toepassing is.
Hoe zou u het vinden wanneer uw partner het volgende zou doen? | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Niet vervelend | Beetje vervelend | Tamelijk vervelend | Erg vervelend | Heel erg vervelend | ||
1. | ... flirten met een ander. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
2. | ... persoonlijke dingen bespreken met iemand van het andere geslacht. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
3. | ... seksueel contact hebben met een ander. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
4. | ... intiem dansen met iemand van het andere geslacht. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
5. | ... iemand van het andere geslacht bij een afscheid of begroeting op de mond zoenen. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
Wilt u nagaan in hoeverre de volgende ervaringen bij u voorkomen? | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Nooit | Zelden | Soms | Vaak | Altijd | ||
6. | Ik maak me er zorgen over dat mijn partner iemand anders aantrekkelijker vindt dan mij. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
7. | Ik pieker erover dat mijn partner met iemand anders een seksuele relatie zou kunnen hebben. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
8. | Ik ben bang dat mijn partner seksueel in iemand anders geïnteresseerd is. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
9. | Ik maak me zorgen over wat er allemaal wel niet kan gebeuren wanneer mijn partner met personen van het andere geslacht in aanraking komt. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
10. | Ik pieker erover dat mijn partner mij zou kunnen verlaten voor een ander. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
In hoeverre zijn de volgende uitspraken op u van toepassing? | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Niet van toepassing | Heel goed van toepassing | |||||
11. | Ik wil niet hebben dat mijn partner te veel met mensen van het andere geslacht in aanraking komt. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
12. | Het is voor mij niet acceptabel dat mijn partner vriendschappelijk omgaat met leden van het andere geslacht. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
13. | Ik verlang van mijn partner dat hij/zij niet naar andere vrouwen/mannen kijkt. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
14. | Ik ben nogal bezitterig wat mijn partner betreft. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
15. | Ik vind het moeilijk om mijn partner vrij te laten. | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
Literatuur
- Arrindell, W. A., Boelens, W., & Lambert, H. (1983). On the psychometric properties of the Maudsley Marital Questionnaire (MMQ): Evaluation of self-ratings in distressed and 'normal' volunteer couples based on the Dutch version. Personality and Individual Differences, 4, 293-306.
- Barelds, D. P. H. (2016). Psychometrische eigenschappen van de Dark Triad Dirty Dozen (DTDD) onder werkende volwassenen. Gedrag & Organisatie, 29, 347-364.
- Barelds, D. P. H., & Barelds-Dijkstra, P. (2007). Relations between different types of jealousy and self and partner perceptions of relationship quality. Clinical Psychology & Psychotherapy, 14, 176-188.
- Barelds, D. P. H., & Dijkstra, P. (2003). Het meten van jaloezie. Diagnostiekwijzer, 6, 56-64.
- Barelds, D. P. H., & Dijkstra, P. (2006). Reactive, anxious and possessive forms of jealousy and their relation to relationship quality among heterosexuals and homosexuals. Journal of Homosexuality, 51, 183-198.
- Barelds, D. P. H., & Dijkstra, P. (2021). Exploring the link between bright and dark personality traits and different types of jealousy. Psihologijske Teme, 30, 77-98.
- Barelds, D. P. H., Dijkstra, P., Groothof, H. A. K., & Pastoor, C. D. (2017). The Dark Triad and three types of jealousy: Its' relations among heterosexuals and homosexuals involved in a romantic relationship. Personality and Individual Differences, 116, 6-10.
- Barelds, D. P. H., Dijkstra, P., & van Brummen-Girigori, O. (2020). A cock in the henhouse: Relations between Dark Triad, jealousy, and sex ratio. Journal of Individual Differences, 41, 78-85.
- Barelds, D. P. H., Luteijn, F., & Arrindell, W. A. (2003). Handleiding Nederlandse Relatievragenlijst. Lisse: Swets & Zeitlinger.
- Barelds, D. P. H., Luteijn, F., & van Dijk, H. (2018). Verkorte Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst (VNPV). Boom.
- Bringle, R. B., & Evenbeck, S. (1979). The study of jealousy as a dispositional characteristic. In M. Cook & G. Wilson (Eds.), Love and Attraction (pp. 201-204). Pergamon Press.
- Buunk, B. P. (1990). Relational Interaction Satisfaction Scale (RISS). In J. Touliatos, B. F. Perlmutter, & M. A. Straus (Eds.), Handbook of family measurement techniques (p. 106). Sage Publications.
- Buunk, B. P. (1997). Personality, birth order and attachment styles as related to various types of jealousy. Personality and Individual Differences, 23, 997-1006.
- Buunk, A. P., Dijkstra, P. D., Barelds, D. P. H., Janssen, E., Macapagal, K., Mustanski, B., McBride, K. R., Reece, M., Sanders, S. A., Mosher, D. L., Napper, L. E., Montes, K., Kenney, S. R., Labrie, J. W., Schwartz, I. M., Lankveld, J. J. D. M. V., Sykora, H., & Geijen, W. E. H. (2020). Affect and emotions. In R. R. Milhausen, J. K. Sakaluk, T. D. Fisher, C. M. Davis, & W. L. Yarber (Eds.), Handbook of sexuality-related measures., 4th ed. (pp. 34-63). Routledge/Taylor & Francis Group.
- Cohen, J. (1992). A power primer. Psychological Bulletin, 112, 155-159.
- DiBello, A. M., Rodriguez, L. M., Hadden, B. W., & Neighbors, C. (2015). The green eyed monster in the bottle: Relationship contingent self-esteem, romantic jealousy, and alcohol-related problems. Addictive Behaviors, 49, 52-58.
- Dijkstra, P., & Barelds, D. P. H. (2008). Self and partner personality and responses to relationship threats. Journal of Research in Personality, 42, 1500-1511.
- Dijkstra, P., Barelds, D. P. H., & Buunk, A. P. (2010). On the adaptive nature of jealousy: Jealousy from an evolutionary psychological perspective. In A. Błachnio & A. Przepiórka (Eds.), Closer to emotions III (pp. 242-256). Wydawnictwo KUL.
- Dijkstra, P., & Buunk, A. P. (1998). Jealousy as a function of rival characteristics: An evolutionary perspective. Personality and Social Psychology Bulletin, 24, 1158-1166.
- Dolan, M., & Bishay, N. R. (1996). The role of the sexual behavior/attractiveness schema in morbid jealousy. Journal of Cognitive Psychotherapy, 10, 41-61.
- Gatzeva, M., & Paik, A. (2011). Emotional and physical satisfaction in noncohabiting, cohabiting, and marital relationships: The importance of jealous conflict. Journal of Sex Research, 48, 29-42.
- Heaphy, B., Donovan, C., & Weeks, J. (2004). A different affair? Openness and nonmonogamy in same sex relationships. In J. Duncombe, K. Harrison, G. Allan, & D. Marsden (Eds.), The state of affairs: Explorations in infidelity and commitment (pp. 167-186). Lawrence Erlbaum Associates Publishers.
- Hendriks, A. A. J., Hofstee, W. K. B., & de Raad, B. (1999). FFPI; The Five-Factor Personality Inventory. Swets & Zeitlinger.
- Hupka, R. B., & Bachelor, B. (1979). Validation of a new scale to measure romantic jealousy. Paper presented at the annual meeting of the Western Psychological Association, San Diego.
- Jonason, P. K., & Webster, G. D. (2010). The dirty dozen: A concise measure of the dark triad. Psychological Assessment, 22, 420-432.
- Luteijn, F., Starren, J., & van Dijk, H. (2000). Handleiding Nederlandse Persoonlijkheids-Vragenlijst (herziene uitgave). Swets & Zeitlinger.
- Mathes, E. W. (1991). A cognitive theory of jealousy. In P. Salovey (Ed.), The psychology of jealousy and envy (pp. 52-79). Guilford.
- Mathes, E. W. (1992). Jealousy: The psychological data. University Press of America.
- Parrott, W. G. (2001). The emotional experiences of envy and jealousy. In W. G. Parrott (Ed.), Emotions in social psychology: Essential readings (pp. 306-320). Psychology Press.
- Paulhus, D. L., & Williams, K. M. (2002). The dark triad of personality: Narcissism, machiavellianism, and psychopathy. Journal of Research in Personality, 36, 556-563.
- Pfeiffer, S. M., & Wong, P. T. P. (1989). Multidimensional jealousy. Journal of Social and Personal Relationships, 6, 181-196.
- Rich, J. (1991). A two-factor model of jealous responses. Psychological Reports, 68, 999-1007.
- Sharpsteen, D. J. (1991). The organization of jealousy knowledge: Romantic jealousy as a blended emotion. In P. Salovey (Ed.), The psychology of jealousy and envy (pp. 31-52). Guilford.
- Tucker, L. R. (1951). A method for synthesis of factor analytic studies (Personnel Research Section Report No. 984). Department of the Army.
- van Brummen-Girigori, O., Buunk, A. P., Dijkstra, P., & Girigori, A. (2016). Father abandonment and jealousy: A study among women on Curaçao. Personality and Individual Differences, 96, 181-184.
- White, G. L. (1981). A model of romantic jealousy. Motivation and Emotion, 5, 295-310.
- White, G. L. (1984). Comparison of four jealousy scales. Journal of Research in Personality, 18, 115-130.
Noot
- 1.Als het om correlaties gaat, gebruiken we voor de interpretatie de richtlijnen zoals voorgesteld door Cohen (1992): verbanden met een correlatie van 0,10 zijn zwak, van 0,30 medium en van 0,50 sterk.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Inloggen VGCt en VVGT
Leden van de VGCt en de VVGT loggen in via de site van hun vereniging. Als u op die site bent ingelogd als lid, vindt u daar een button naar het Tijdschrift voor Gedragstherapie.
English
Behavioral Therapy: Journal for Behavioral Therapy and Cognitive Therapy ISSN 0167-7454
Information in English can be found here.